Artemis en Orion
Artemis, de tweelingzus van Apollo, hield erg van jagen. Vaak ging broer en zus met z'n tweeën op jacht en omdat ze allebei zulke goede jagers waren kwamen ze ook nooit met lege handen thuis. Van jongens en mannen wilde Artemis niets weten. Ze had haar vader, Zeus, gevraagd voor eeuwig ongetrouwd te mogen blijven en hij had daar, na enige aarzeling, in toegestemd. "Misschien bedenk je je nog", had hij gezegd.
Toen leerde Artemis Orion kennen, en ze begon inderdaad aan haar besluit te twijfelen. Orion was dan wel een gewone sterveling, hij was ook een uitstekende jager en bovendien erg knap en aardig om te zien. Wat onmogelijk leek was gebeurd: Artemis was toch verliefd geworden!
Apollo vond het maar niets. Artemis had nauwelijks nog tijd voor hem. Voortdurend was ze op pad met die Orion. Hij wilde zijn zus weer terug! Op een dag dat Artemis niet in de buurt was stuurde Apollo een gigantische schorpioen op Orion af. Orion vluchtte doodsbang weg, zo ver hij kon de zee in, buiten het bereik van het monster.
Toen hij heel ver was, eem onherkenbaar klein stipje, riep Apollo Artemis. Zoals zo vaak daagde hij haar uit in een schietwedstrijd. Hij zei:"Ik durf te wedden dat je dat kleine stipje daar midden in de zee niet kan raken.""Natuurlijk kan ik dat!" Ze schoot, en raakte, het stipje verdween in het water.
De volgende dag baadde Artemis in de zee en zag ze het dode lichaam van haar geliefde Orion. Diepbedroefd nam ze het lijk in haar armen. Ze plaatste het als een sterrebeeld aan de hemel, met zijn trouwe hond Sirius naast zich.
Artemis, de tweelingzus van Apollo, hield erg van jagen. Vaak ging broer en zus met z'n tweeën op jacht en omdat ze allebei zulke goede jagers waren kwamen ze ook nooit met lege handen thuis. Van jongens en mannen wilde Artemis niets weten. Ze had haar vader, Zeus, gevraagd voor eeuwig ongetrouwd te mogen blijven en hij had daar, na enige aarzeling, in toegestemd. "Misschien bedenk je je nog", had hij gezegd.
Toen leerde Artemis Orion kennen, en ze begon inderdaad aan haar besluit te twijfelen. Orion was dan wel een gewone sterveling, hij was ook een uitstekende jager en bovendien erg knap en aardig om te zien. Wat onmogelijk leek was gebeurd: Artemis was toch verliefd geworden!
Apollo vond het maar niets. Artemis had nauwelijks nog tijd voor hem. Voortdurend was ze op pad met die Orion. Hij wilde zijn zus weer terug! Op een dag dat Artemis niet in de buurt was stuurde Apollo een gigantische schorpioen op Orion af. Orion vluchtte doodsbang weg, zo ver hij kon de zee in, buiten het bereik van het monster.
Toen hij heel ver was, eem onherkenbaar klein stipje, riep Apollo Artemis. Zoals zo vaak daagde hij haar uit in een schietwedstrijd. Hij zei:"Ik durf te wedden dat je dat kleine stipje daar midden in de zee niet kan raken.""Natuurlijk kan ik dat!" Ze schoot, en raakte, het stipje verdween in het water.
De volgende dag baadde Artemis in de zee en zag ze het dode lichaam van haar geliefde Orion. Diepbedroefd nam ze het lijk in haar armen. Ze plaatste het als een sterrebeeld aan de hemel, met zijn trouwe hond Sirius naast zich.
De oren van koning Midas
Op een dag was koning Midas, de koning van Frygië, bekend om zijn domheid en om zijn mooie rozentuinen, te gast bij een muziekwedstrijd. Het was een belangrijke wedstrijd, tussen twee goden: Apollo, de god van kunst en muziek met zijn lier en de herdersgod Pan met zijn panfluit. Tmolus, een riviergod mag de winnaar aanwijzen. Hij wijst Apollo aan als winnaar. Koning Midas is het daar niet me eens, en dat laat hij merken ook. "Boe, boe!" roept hij "Pan was veel beter!" Apollo kijkt verontwaardigd achterom. Wat een onzin. Niemand is beter dan hij, die domme Midas. Snel trekt hij Midas aan zijn beide oren die prompt veranderen in ezelsoren. Zo!
Midas schaamt zich vreselijk. Had hij zich nou maar nergens mee bemoeid! Gelukkig draagt iedereen in zijn koninkrijk, Frygië, een hoge muts. Koning Midas draagt zijn muts dag en nacht zodat niemand achter het geheim van zijn oren komt. Dat wil zeggen.... bijna niemand: de kapper van de koning wist het natuurlijk wel, dat was onvermijdelijk, maar hij had gezworen het nooit aan iemand te vertellen.
Het kostte de kapper veel moeite zijn grote geheim te bewaren. Op een gegeven moment moest hij het vertellen, hij kon het niet meer voor zich houden. Hij rende buiten de stad, naar de rivier de Pactolus. Daar groef hij snel een kuil. In de kuil fluisterde hij "Midas heeft ezelsoren!" en daarna gooide hij snel de kuil weer dicht. Zo, dat luchtte op, hij was zijn geheim kwijt en niemand zou iets weten.
Na een tijdje begon echter op de plek van de kuil riet te groeien. Steeds als de wind de riethalmen deed ruisen was er gefluister te horen:"Koning Midas heeft ezelsoren !" Binnen de kortste keren kende iedereen in het rijk van Frygië het geheim van de koning. Razend was hij, hij liet de arme kapper ter dood brengen en trok zichzelf voorgoed terug, diep in zijn paleis, waar hij langzaam wegkwijnde.
Op een dag was koning Midas, de koning van Frygië, bekend om zijn domheid en om zijn mooie rozentuinen, te gast bij een muziekwedstrijd. Het was een belangrijke wedstrijd, tussen twee goden: Apollo, de god van kunst en muziek met zijn lier en de herdersgod Pan met zijn panfluit. Tmolus, een riviergod mag de winnaar aanwijzen. Hij wijst Apollo aan als winnaar. Koning Midas is het daar niet me eens, en dat laat hij merken ook. "Boe, boe!" roept hij "Pan was veel beter!" Apollo kijkt verontwaardigd achterom. Wat een onzin. Niemand is beter dan hij, die domme Midas. Snel trekt hij Midas aan zijn beide oren die prompt veranderen in ezelsoren. Zo!
Midas schaamt zich vreselijk. Had hij zich nou maar nergens mee bemoeid! Gelukkig draagt iedereen in zijn koninkrijk, Frygië, een hoge muts. Koning Midas draagt zijn muts dag en nacht zodat niemand achter het geheim van zijn oren komt. Dat wil zeggen.... bijna niemand: de kapper van de koning wist het natuurlijk wel, dat was onvermijdelijk, maar hij had gezworen het nooit aan iemand te vertellen.
Het kostte de kapper veel moeite zijn grote geheim te bewaren. Op een gegeven moment moest hij het vertellen, hij kon het niet meer voor zich houden. Hij rende buiten de stad, naar de rivier de Pactolus. Daar groef hij snel een kuil. In de kuil fluisterde hij "Midas heeft ezelsoren!" en daarna gooide hij snel de kuil weer dicht. Zo, dat luchtte op, hij was zijn geheim kwijt en niemand zou iets weten.
Na een tijdje begon echter op de plek van de kuil riet te groeien. Steeds als de wind de riethalmen deed ruisen was er gefluister te horen:"Koning Midas heeft ezelsoren !" Binnen de kortste keren kende iedereen in het rijk van Frygië het geheim van de koning. Razend was hij, hij liet de arme kapper ter dood brengen en trok zichzelf voorgoed terug, diep in zijn paleis, waar hij langzaam wegkwijnde.
Apollo verliefd op de nymf Daphne
De machtige zonnegod Apollo ziet hoe de kleine Eros, de zoon van Afrodite druk in de weer is met zijn pijl en boog. "Kinderspeelgoed !" zegt hij verwaand. "Weet je wel wie ik heb verslagen met mijn pijl en boog? De draak Python, het monster van Delphi! Dat is nog eens wat anders he?". Eros zegt niets, hij vliegt weg, naar de top van de Parnassos. Hij doet net of hij niets heeft gehoord, maar van binnen kookt hij van woede. Wat denkt Apollo wel? De opschepper! Hij zal hem wel eens wat laten zien!
Eros spant zijn boog en schiet vanaf de bergtop twee pijlen af. Beide zijn ze raak. De eerste, een gewone liefdespijl, dringt diep in het hart van Apollo zodat hij waanzinnig verliefd zal worden op de eerste die hij tegenkomt. De tweede is een stompe loden pijl, die treft het hart van Dafne, een bosnimf, dochter van een riviergod. Dafne wil vanaf dat moment niets meer van de liefde weten. Ze wijst voortaan al haar minnaars af. Ze wil niet trouwen, ze hoeft geen kinderen, ze wil vrij blijven.
De eerste die Apollo tegenkomt is natuurlijk...... Dafne. Apollo ziet haar en wordt op dat ogenblik radeloos verliefd. Hij is nog nooit zó verliefd geweest. Hij moet Dafne hebben. Maar Dafne wil niets van hem weten. Ze vertelt hem dat het niet aan hem ligt, ze kan nu eenmaal niet verliefd worden. Maar daar neemt Apollo geen genoegen mee. Hij blijft achter haar aanzitten. Tenslotte vlucht ze diep het bos in om zich ergens te verstoppen.
Midden in het bos hijgt ze naar adem. Heeft ze Apollo nu eindelijk van zich afgeschud? Nee! Daar komt hij alweer. Hij ziet zijn geliefde Dafne staan en wil haar pakken. Hij moet haar hebben. Nu! "Help, help!" schreeuwt Dafne. Ze is nu echt bang. Apollo is gek! Ze voelt zijn hete adem in haar nek. "Help dan toch!"
En ja hoor. Haar smeekbede wordt gehoord door de goden. Net als hij haar wil grijpen verandert Dafne plotseling in een laurierboom. Apollo zakt in elkaar aan de voet van de boom, treurend om zijn geliefde. Nooit zal hij met haar samen zijn. Apollo vlecht een krans van de bladeren van de boom. Hij hangt de krans om zijn lier en verklaart de boom heilig. Vanaf die tijd zal Apollo altijd zijn lier en zijn zilveren boog behangen met lauriertakken. En ook het hoofd van beroemde dichters en zangers wordt, uit respect voor Apollo, de god van dichtkunst en muziek, voortaan getooid met kransen van laurier.
De machtige zonnegod Apollo ziet hoe de kleine Eros, de zoon van Afrodite druk in de weer is met zijn pijl en boog. "Kinderspeelgoed !" zegt hij verwaand. "Weet je wel wie ik heb verslagen met mijn pijl en boog? De draak Python, het monster van Delphi! Dat is nog eens wat anders he?". Eros zegt niets, hij vliegt weg, naar de top van de Parnassos. Hij doet net of hij niets heeft gehoord, maar van binnen kookt hij van woede. Wat denkt Apollo wel? De opschepper! Hij zal hem wel eens wat laten zien!
Eros spant zijn boog en schiet vanaf de bergtop twee pijlen af. Beide zijn ze raak. De eerste, een gewone liefdespijl, dringt diep in het hart van Apollo zodat hij waanzinnig verliefd zal worden op de eerste die hij tegenkomt. De tweede is een stompe loden pijl, die treft het hart van Dafne, een bosnimf, dochter van een riviergod. Dafne wil vanaf dat moment niets meer van de liefde weten. Ze wijst voortaan al haar minnaars af. Ze wil niet trouwen, ze hoeft geen kinderen, ze wil vrij blijven.
De eerste die Apollo tegenkomt is natuurlijk...... Dafne. Apollo ziet haar en wordt op dat ogenblik radeloos verliefd. Hij is nog nooit zó verliefd geweest. Hij moet Dafne hebben. Maar Dafne wil niets van hem weten. Ze vertelt hem dat het niet aan hem ligt, ze kan nu eenmaal niet verliefd worden. Maar daar neemt Apollo geen genoegen mee. Hij blijft achter haar aanzitten. Tenslotte vlucht ze diep het bos in om zich ergens te verstoppen.
Midden in het bos hijgt ze naar adem. Heeft ze Apollo nu eindelijk van zich afgeschud? Nee! Daar komt hij alweer. Hij ziet zijn geliefde Dafne staan en wil haar pakken. Hij moet haar hebben. Nu! "Help, help!" schreeuwt Dafne. Ze is nu echt bang. Apollo is gek! Ze voelt zijn hete adem in haar nek. "Help dan toch!"
En ja hoor. Haar smeekbede wordt gehoord door de goden. Net als hij haar wil grijpen verandert Dafne plotseling in een laurierboom. Apollo zakt in elkaar aan de voet van de boom, treurend om zijn geliefde. Nooit zal hij met haar samen zijn. Apollo vlecht een krans van de bladeren van de boom. Hij hangt de krans om zijn lier en verklaart de boom heilig. Vanaf die tijd zal Apollo altijd zijn lier en zijn zilveren boog behangen met lauriertakken. En ook het hoofd van beroemde dichters en zangers wordt, uit respect voor Apollo, de god van dichtkunst en muziek, voortaan getooid met kransen van laurier.
Dionyus gevangen door zeerovers
Dionysus, de god van de wijn, was vaak op reis om over de hele wereld mensen te leren druiven te verbouwen en er wijn van te maken. Al dat gereis kon vroeger erg gevaarlijk zijn. Behalve de gevaren uit de natuur zoals stormen en onweersbuien waren er gevaren van mensen: struikrovers en piraten.
Al was Dionysus een god, hij kon niet altijd zo gemakkelijk aan de gevaren ontsnappen. Zo werd hij eens, tijdens een zeereis, door zeerovers gevangen genomen. De zeerovers, die hem in Azië als slaaf hadden willen verkopen, merkten al gauw dat ze niet met een gewone man te doen hadden. Ze wilden hem namelijk vastbinden aan de mast, wat de gewoonte was met gevangen, maar hoe stevig en ingewikkeld ze hun knopen ook maakten - ze schoten steeds weer los. Maar zeerovers waren niet zo gauw bang voor een beetje toverkracht. Ze lieten Dionysus (ze wisten natuurlijk niet dat hij het was) niet zomaar gaan.
Dionysus besloot nog een paar wonderen te verrichten. Hij veranderde de zee rondom het schip in pure wijn.
De piraten waren nog niet onder de indruk. Vervolgens liet Dionysus het hele schip overwoekeren door wijnranken. De zeerovers trokken zich er niets van aan, ze lieten Dionysus niet gaan. Tenslotte veranderde hij de roeiriemen in slangen en zichzelf in een woeste leeuw. Daar schrokken de zeerovers wel heel erg van! Doodsbang sprongen ze in de zee waar ze veranderd werden in dolfijnen.
Dionysus, de god van de wijn, was vaak op reis om over de hele wereld mensen te leren druiven te verbouwen en er wijn van te maken. Al dat gereis kon vroeger erg gevaarlijk zijn. Behalve de gevaren uit de natuur zoals stormen en onweersbuien waren er gevaren van mensen: struikrovers en piraten.
Al was Dionysus een god, hij kon niet altijd zo gemakkelijk aan de gevaren ontsnappen. Zo werd hij eens, tijdens een zeereis, door zeerovers gevangen genomen. De zeerovers, die hem in Azië als slaaf hadden willen verkopen, merkten al gauw dat ze niet met een gewone man te doen hadden. Ze wilden hem namelijk vastbinden aan de mast, wat de gewoonte was met gevangen, maar hoe stevig en ingewikkeld ze hun knopen ook maakten - ze schoten steeds weer los. Maar zeerovers waren niet zo gauw bang voor een beetje toverkracht. Ze lieten Dionysus (ze wisten natuurlijk niet dat hij het was) niet zomaar gaan.
Dionysus besloot nog een paar wonderen te verrichten. Hij veranderde de zee rondom het schip in pure wijn.
De piraten waren nog niet onder de indruk. Vervolgens liet Dionysus het hele schip overwoekeren door wijnranken. De zeerovers trokken zich er niets van aan, ze lieten Dionysus niet gaan. Tenslotte veranderde hij de roeiriemen in slangen en zichzelf in een woeste leeuw. Daar schrokken de zeerovers wel heel erg van! Doodsbang sprongen ze in de zee waar ze veranderd werden in dolfijnen.
Midas mag een wens doen
Koning Midas, de koning van Frygië, was misschien niet de slimste man op aarde, hij was wel altijd erg gastvrij. Iedereen die bij hem onderdak vroeg kreeg een warm onthaal: een zacht bed, lekker eten, mooie vrouwen, wat de gast maar wilde. Ook de wijngod Dionysus had op één van zijn reizen een poosje bij de koning gelogeerd en kennisgemaakt met diens gastvrijheid. Als beloning mocht Midas een wens doen van Dionysus.
Midas hoefde zich niet lang te bedenken: hij wenste dat alles wat hij aanraakte zou veranderen in goud! Dionysus was niet zo gelukkig met deze wens, hij zag dat er problemen van zouden komen. "Denk er nog eens over na, zei hij, weet je echt niets beters te wensen?" "Nee," zei Midas, ", dit is een prachtige wens, ik mocht toch alles wensen, je hebt het beloofd!" "Nou, vooruit dan maar." zei Dionysos. En het gebeurde zoals de koning gewenst had: alles wat hij aanraakte veranderde in goud: zijn tafels, zijn stoelen, de muren van zijn paleis, de kruiken, de schotels.
De koning vond het schitterend. Toen hij honger kreeg riep hij een slaaf om hem wat te eten te brengen. De slaaf bracht een paar vijgen. Op het moment dat de koning ze oppakte, veranderden de vijgen echter in klompen goud! En hetzelfde gebeurde toen de koning een slok wijn wilde nemen, in zijn mond veranderde de wijn op slag in vloeibaar goud! Bah! Midas spuugde het goud snel weer uit.
Nog voor de avond was gevallen had de hebzuchtige koning vreselijke spijt van zijn wens. Hij smeekte Dionysos de wens te laten stoppen, voordat hij van honger en dorst zou omkomen. "Goed dan," zei Dionysos, "was je in de rivier de Pactolus en je bent genezen." Zo gebeurde het, de koning waste zich in de rivier en alles werd weer zoals het was. Alleen de rivier de Pactolus, die voert sindsdien nog altijd goudzand mee.
Koning Midas, de koning van Frygië, was misschien niet de slimste man op aarde, hij was wel altijd erg gastvrij. Iedereen die bij hem onderdak vroeg kreeg een warm onthaal: een zacht bed, lekker eten, mooie vrouwen, wat de gast maar wilde. Ook de wijngod Dionysus had op één van zijn reizen een poosje bij de koning gelogeerd en kennisgemaakt met diens gastvrijheid. Als beloning mocht Midas een wens doen van Dionysus.
Midas hoefde zich niet lang te bedenken: hij wenste dat alles wat hij aanraakte zou veranderen in goud! Dionysus was niet zo gelukkig met deze wens, hij zag dat er problemen van zouden komen. "Denk er nog eens over na, zei hij, weet je echt niets beters te wensen?" "Nee," zei Midas, ", dit is een prachtige wens, ik mocht toch alles wensen, je hebt het beloofd!" "Nou, vooruit dan maar." zei Dionysos. En het gebeurde zoals de koning gewenst had: alles wat hij aanraakte veranderde in goud: zijn tafels, zijn stoelen, de muren van zijn paleis, de kruiken, de schotels.
De koning vond het schitterend. Toen hij honger kreeg riep hij een slaaf om hem wat te eten te brengen. De slaaf bracht een paar vijgen. Op het moment dat de koning ze oppakte, veranderden de vijgen echter in klompen goud! En hetzelfde gebeurde toen de koning een slok wijn wilde nemen, in zijn mond veranderde de wijn op slag in vloeibaar goud! Bah! Midas spuugde het goud snel weer uit.
Nog voor de avond was gevallen had de hebzuchtige koning vreselijke spijt van zijn wens. Hij smeekte Dionysos de wens te laten stoppen, voordat hij van honger en dorst zou omkomen. "Goed dan," zei Dionysos, "was je in de rivier de Pactolus en je bent genezen." Zo gebeurde het, de koning waste zich in de rivier en alles werd weer zoals het was. Alleen de rivier de Pactolus, die voert sindsdien nog altijd goudzand mee.
Heracles en zijn heldenaden
Heracles was een zoon van Zeus en de koningin van Tiryns. De jaloerse Hera werkte hem tegen. Toen hij baby was stuurde ze bijvoorbeeld een paar slangen op hem af. Hij was echter toen al zo sterk dat hij met elke hand een slang pakte en ze lachend wurgde voor ze hem pijn konden doen. Omdat hij behalve sterk ook erg opvliegend was stuurde zijn vader hem naar het platteland, zodat hij daar rustig te kon opgroeien tussen de herders zonder dat er ongelukken zouden gebeuren.
Toen hij ouder was moest hij kiezen hoe hij zijn kracht zou gebruik, op een wandeling kwam hij twee mooie vrouwen tegen. De één, Plezier, beloofde hem een gemakkelijk leven vol vreugde en rijkdom. De andere, Plicht, zei dat haar weg een weg was van inspanning en verdriet, hij zou geen gemakkelijk leven leiden, maar aan het eind zouden de mensen hem eren en de goden hem verwelkomen als een held. Na enige aarzeling koos Heracles toch voor de Plicht
Heracles verrichtte vele heldendaden. Hij versloeg reuzen en monsters. Het volk van Thebe hielp hij het leger van koning Erginos te verslaan aan wie de Thebanen al jarenlang zware belasting moesten betalen. Heel Griekenland bewonderde hem en de goden beloonden hem met geschenken: Athena gaf hem een wapenrusting, Hermes een onweerstaanbaar zwaard, Apollo scherpe pijlen die altijd hun doel treffen. Zeus droeg Hephaistus op een schild voor hem te maken.
In opdracht van het orakel van Delphi verrichtte Heracles in dienst van Eurystheus, de koning van Tiryns en een beschermeling van Hera, zijn 12 werken. Eerst wilde Heracles niet werken in dienst van de koning van Tiryns. Als hij iets eerder zou zijn geboren zou hij zelf de koning van Tiryns geweest zijn. Van het idee onderdanig te moeten zijn aan Eurystheus werd hij zo kwaad, dat hij in zijn woede zijn eigen kinderen aanzag voor reuzen en ze vermoordde. Toen hij weer tot bedaren was gekomen en zag wat hij had aangericht kreeg hij zo'n spijt, dat hij besloot toch maar het orakel te gehoorzamen en de opdrachten van Eurystheus uit te voeren.
Eurystheus maakte het Heracles niet gemakkelijk. Zijn doel was het zo snel mogelijk uitschakelen van de held. De eerste opdracht was het doden van de monsterlijke leeuw die iedereen in het land Nemea schrik aanjoeg. Geen wapen kon door zijn huid dringen, daarom sloeg Heracles het dier eerst bewusteloos met een knuppel, daarna wurgde hij het met zijn handen. Hij vilde de leeuw en gebruikte de huid als mantel om nu zelf onkwetsbaar te zijn.
Eurystheus moest iets nieuws verzinnen. De tweede opdracht was zo mogelijk nog moeilijker dan de eerste: Heracles moest de hydra, een slang met negen koppen waarvan één onsterfelijk, doden. Uiteraard lukte dit Herakles ook door zijn kracht en slimheid, ondanks het feit dat voor iedere afgeslagen kop twee nieuwe in de plaats groeiden. Werk nummer drie was het levend vangen van de zeer schuwe hinde met het gouden gewei.
Het vierde was het vangen van het Erymanthische everzwijn. Dit reusachtige beest maakte het land rond de berg Erymanthus onveilig. Heracles moest haar levend vangen en naar Tiryns brengen. Toen Eurystheus de everzwijn zag schrok hij zo dat hij zich verstopte in een kruik.
Het vijfde werk was erg vernederend: het binnen een dag opruimen van de mest in de uitgetrekte stallen van de enorme kuddes van Augias. Dit was al in geen jaren gebeurd dus onmogelijk binnen een dag te doen. Het lukte Heracles toch door de stroom van een rivier tijdelijk om te leggen zodat het water de mest wegspoelde.
Opdracht zes, het verjagen van de monsterlijke roofvogels uit het moeras van Stymfalos, die met hun ijzeren snavels en klauwen alles wat bewoog aanvielen, lukte met behulp van Hefaistos die Heracles een stel enorme ijzeren kleppers gaf die zoveel lawaai maakten, dat de vogels geschrokken wegvlogen en nooit meer terug zouden komen.
Ook het zevende werk, het wegvoeren van een wilde stier die Kreta verwoestte was geen probleem voor Heracles. Hij wist het monsterlijke dier zelfs te temmen en te berijden! Vervolgens moest hij de wilde paarden van koning Diomedes, die als voer slechts vreemdelingen aten, vastzetten met ijzeren klemmen. Toen hij dit achtste werk had voltooid wachtte het negende.
De negende opdracht luidde: Ga naar de amazones, een wild volk van vrouwen die op paarden reden en goed waren in jagen en vechten, en breng me de riem van hun koningin. De opdracht leek gemakkelijk want de koningin wilde de mooie Heracles de riem best geven. Maar toen verspreidde Hera het gerucht dat Heracles de koningin zou willen ontvoeren. Onmiddelijk sprongen de amazones op hun paarden en ontstond er een gevecht dat Heracles maar met moeite wist te winnen. Als losprijs voor de koningin kreeg hij ten slotte toch haar riem, de gouden riem die zij ooit van Ares had gekregen.
De tiende opdracht leek onmogelijk. Heracles moest de prachtige kudde runderen van de reus Geryones naar Eurystheus brengen. Deze reus was zelf al een afschuwelijk monster met verschillende hoofden en lichamen, de kuddes werden ook nog eens bewaakt door een andere gevaarlijke reus en zijn woeste tweekoppige hond. Met zijn knots en pijlen wist hij de hond en de reuzen onschadelijk te maken. Op de lange terugweg (Geryones woonde helemaal bij Spanje) wilden roofzuchtige lieden de runderen stelen, maar Zeus schoot Heracles te hulp en bestookte de rovers met een regen van zware hagelstenen.
De volgende opdracht was het meenemen van de gouden appels uit de tuin van de Hesperiden, vier schone jonkvrouwen die als waker een honderdkoppige draak hadden. Ook deze opdracht voerde Heracles weer heel ver. De Hesperiden bleken aan het andere uiteinde van de bewoonde wereld, voorbij het huidige Atlasgebergte te liggen. De reus Atlas, die de wereld op zijn schouders droeg (zie het verhaal van Perseus), wilde Heracles wel helpen als die zolang zijn zware taak over zou nemen. Atlas haalde appels maar wilde eigenlijk niet de wereld weer dragen. Pas toen Heracles hem vroeg het dan heel even te doen zodat hij uit kon rusten wou hij het. Zodra Atlas de wereld weer op zijn schouders had genomen verdween Heracles echter snel, met de gouden appels.
Het twaalfde en laatste was de driekoppige hellehond, Cerberus, uit de onderwereld te voeren. Ook dit lukte Heracles na vele avonturen, geholpen door Hermes die hem begeleidde op zijn weg en het schild dat Hefaistos voor hem had gesmeed. Hiermee had Heracles gedaan wat de goden hem hadden gevraagd. Aan zijn dienstbaarheid aan Eurystheus was nu een eind gekomen maar niet aan de heldendaden van Heracles. Nog jaren lang hielp hij de mensen monsters en andere gevaren te verslaan. Toen hij door een gemene list uiteindelijk toch stierf werd hij door Zeus onder luid dondergerommel op een wolk naar de berg Olympus gebracht waar hij nog leeft tot op de dag van vandaag.
Heracles was een zoon van Zeus en de koningin van Tiryns. De jaloerse Hera werkte hem tegen. Toen hij baby was stuurde ze bijvoorbeeld een paar slangen op hem af. Hij was echter toen al zo sterk dat hij met elke hand een slang pakte en ze lachend wurgde voor ze hem pijn konden doen. Omdat hij behalve sterk ook erg opvliegend was stuurde zijn vader hem naar het platteland, zodat hij daar rustig te kon opgroeien tussen de herders zonder dat er ongelukken zouden gebeuren.
Toen hij ouder was moest hij kiezen hoe hij zijn kracht zou gebruik, op een wandeling kwam hij twee mooie vrouwen tegen. De één, Plezier, beloofde hem een gemakkelijk leven vol vreugde en rijkdom. De andere, Plicht, zei dat haar weg een weg was van inspanning en verdriet, hij zou geen gemakkelijk leven leiden, maar aan het eind zouden de mensen hem eren en de goden hem verwelkomen als een held. Na enige aarzeling koos Heracles toch voor de Plicht
Heracles verrichtte vele heldendaden. Hij versloeg reuzen en monsters. Het volk van Thebe hielp hij het leger van koning Erginos te verslaan aan wie de Thebanen al jarenlang zware belasting moesten betalen. Heel Griekenland bewonderde hem en de goden beloonden hem met geschenken: Athena gaf hem een wapenrusting, Hermes een onweerstaanbaar zwaard, Apollo scherpe pijlen die altijd hun doel treffen. Zeus droeg Hephaistus op een schild voor hem te maken.
In opdracht van het orakel van Delphi verrichtte Heracles in dienst van Eurystheus, de koning van Tiryns en een beschermeling van Hera, zijn 12 werken. Eerst wilde Heracles niet werken in dienst van de koning van Tiryns. Als hij iets eerder zou zijn geboren zou hij zelf de koning van Tiryns geweest zijn. Van het idee onderdanig te moeten zijn aan Eurystheus werd hij zo kwaad, dat hij in zijn woede zijn eigen kinderen aanzag voor reuzen en ze vermoordde. Toen hij weer tot bedaren was gekomen en zag wat hij had aangericht kreeg hij zo'n spijt, dat hij besloot toch maar het orakel te gehoorzamen en de opdrachten van Eurystheus uit te voeren.
Eurystheus maakte het Heracles niet gemakkelijk. Zijn doel was het zo snel mogelijk uitschakelen van de held. De eerste opdracht was het doden van de monsterlijke leeuw die iedereen in het land Nemea schrik aanjoeg. Geen wapen kon door zijn huid dringen, daarom sloeg Heracles het dier eerst bewusteloos met een knuppel, daarna wurgde hij het met zijn handen. Hij vilde de leeuw en gebruikte de huid als mantel om nu zelf onkwetsbaar te zijn.
Eurystheus moest iets nieuws verzinnen. De tweede opdracht was zo mogelijk nog moeilijker dan de eerste: Heracles moest de hydra, een slang met negen koppen waarvan één onsterfelijk, doden. Uiteraard lukte dit Herakles ook door zijn kracht en slimheid, ondanks het feit dat voor iedere afgeslagen kop twee nieuwe in de plaats groeiden. Werk nummer drie was het levend vangen van de zeer schuwe hinde met het gouden gewei.
Het vierde was het vangen van het Erymanthische everzwijn. Dit reusachtige beest maakte het land rond de berg Erymanthus onveilig. Heracles moest haar levend vangen en naar Tiryns brengen. Toen Eurystheus de everzwijn zag schrok hij zo dat hij zich verstopte in een kruik.
Het vijfde werk was erg vernederend: het binnen een dag opruimen van de mest in de uitgetrekte stallen van de enorme kuddes van Augias. Dit was al in geen jaren gebeurd dus onmogelijk binnen een dag te doen. Het lukte Heracles toch door de stroom van een rivier tijdelijk om te leggen zodat het water de mest wegspoelde.
Opdracht zes, het verjagen van de monsterlijke roofvogels uit het moeras van Stymfalos, die met hun ijzeren snavels en klauwen alles wat bewoog aanvielen, lukte met behulp van Hefaistos die Heracles een stel enorme ijzeren kleppers gaf die zoveel lawaai maakten, dat de vogels geschrokken wegvlogen en nooit meer terug zouden komen.
Ook het zevende werk, het wegvoeren van een wilde stier die Kreta verwoestte was geen probleem voor Heracles. Hij wist het monsterlijke dier zelfs te temmen en te berijden! Vervolgens moest hij de wilde paarden van koning Diomedes, die als voer slechts vreemdelingen aten, vastzetten met ijzeren klemmen. Toen hij dit achtste werk had voltooid wachtte het negende.
De negende opdracht luidde: Ga naar de amazones, een wild volk van vrouwen die op paarden reden en goed waren in jagen en vechten, en breng me de riem van hun koningin. De opdracht leek gemakkelijk want de koningin wilde de mooie Heracles de riem best geven. Maar toen verspreidde Hera het gerucht dat Heracles de koningin zou willen ontvoeren. Onmiddelijk sprongen de amazones op hun paarden en ontstond er een gevecht dat Heracles maar met moeite wist te winnen. Als losprijs voor de koningin kreeg hij ten slotte toch haar riem, de gouden riem die zij ooit van Ares had gekregen.
De tiende opdracht leek onmogelijk. Heracles moest de prachtige kudde runderen van de reus Geryones naar Eurystheus brengen. Deze reus was zelf al een afschuwelijk monster met verschillende hoofden en lichamen, de kuddes werden ook nog eens bewaakt door een andere gevaarlijke reus en zijn woeste tweekoppige hond. Met zijn knots en pijlen wist hij de hond en de reuzen onschadelijk te maken. Op de lange terugweg (Geryones woonde helemaal bij Spanje) wilden roofzuchtige lieden de runderen stelen, maar Zeus schoot Heracles te hulp en bestookte de rovers met een regen van zware hagelstenen.
De volgende opdracht was het meenemen van de gouden appels uit de tuin van de Hesperiden, vier schone jonkvrouwen die als waker een honderdkoppige draak hadden. Ook deze opdracht voerde Heracles weer heel ver. De Hesperiden bleken aan het andere uiteinde van de bewoonde wereld, voorbij het huidige Atlasgebergte te liggen. De reus Atlas, die de wereld op zijn schouders droeg (zie het verhaal van Perseus), wilde Heracles wel helpen als die zolang zijn zware taak over zou nemen. Atlas haalde appels maar wilde eigenlijk niet de wereld weer dragen. Pas toen Heracles hem vroeg het dan heel even te doen zodat hij uit kon rusten wou hij het. Zodra Atlas de wereld weer op zijn schouders had genomen verdween Heracles echter snel, met de gouden appels.
Het twaalfde en laatste was de driekoppige hellehond, Cerberus, uit de onderwereld te voeren. Ook dit lukte Heracles na vele avonturen, geholpen door Hermes die hem begeleidde op zijn weg en het schild dat Hefaistos voor hem had gesmeed. Hiermee had Heracles gedaan wat de goden hem hadden gevraagd. Aan zijn dienstbaarheid aan Eurystheus was nu een eind gekomen maar niet aan de heldendaden van Heracles. Nog jaren lang hielp hij de mensen monsters en andere gevaren te verslaan. Toen hij door een gemene list uiteindelijk toch stierf werd hij door Zeus onder luid dondergerommel op een wolk naar de berg Olympus gebracht waar hij nog leeft tot op de dag van vandaag.
Paris kiest de mooiste
Op de berg Ida op het eiland Kreta, werd een groot feest gevierd, het huwelijk van de held Peleus en Thetis, een zeenimf. Alle belangrijke goden en godinnen waren er behalve Eris, de godin van ruzie en onenigheid. Zij had geen uitnodiging gekregen. Uit wraak, stuurde ze een gouden appel met de boodschap "Deze appel is voor de mooiste".
Zoals Eris had verwacht ontstond al snel een hevige ruzie om de appel. De drie godinnen Hera, Athene en Aphrodite vonden alledrie dat ze de mooiste waren, en dus recht hadden op de appel. Zeus zei dat Paris, de prins van Troje, de mooiste godin aan moest wijzen. Alledrie de godinnen probeerden hem over te halen zichzelf te kiezen. Hera, de vrouw van Zeus de oppergod, beloofde hem koninklijke macht als hij haar zou kiezen. Athene, de godin van wijsheid en oorlog, zei "Wees verstandig, kies mij, dan geef ik je wijsheid en behendigheid in de oorlog." Afrodite fluisterde in zijn oor "Ik geef je de mooiste vrouw ter wereld, als je mij aanwijst als de mooiste godin."
Paris moest wel kiezen. Hij wist dat wat hij ook zou kiezen, hij de toorn van de twee andere godinnen over zich uit zou roepen. Uiteindelijk koos hij voor Afrodite, de godin van de liefde. Afrodite hield zich aan haar belofte, ze zorgde dat de mooie Helena verliefd werd op Paris en hem volgde naar zijn vaderland Troje. Er was echter een probleem: Helena was al getrouwd, en wel met koning Menelaus van Sparta.
Koning Menelaus was natuurlijk razend en vertrok meteen met een flink leger naar Troje om zijn vrouw terug te halen. Zo begon volgens de overlevering de oorlog tussen Sparta (in het huidige Griekenland) en Troje (dat nu in Turkije ligt).
Het paard van Troje
Het beleg van Troje duurde lang. Odysseus, een slimme Griekse held, bedacht een list om toch de stad Troje binnen te komen. Hij ontwierp een reusachtig houten paard.
Op een morgen toen de Trojanen over hun stadsmuren keken zagen ze dat het Griekse leger eindelijk de aftocht had geblazen. Ze hadden alleen dat grote houten paard laten staan. Juichend haalden de Trojanen het paard binnen. Het was gelukt! Ze hadden het beleg weerstaan! Nu konden ze het land weer in om voedsel te halen voor de uitgehongerde stedelingen.
's Nachts gingen de Trojanen tevreden slapen. Toen gebeurde er echter iets: het houten paard bewoog! Er werd een klep opengedaan en er kwamen heel stil een paar Griekse krijgers uit het paard gekropen. De hele dag hadden ze zich doodstil gehouden, bang dat de Trojanen hen zouden opmerken. Maar de Trojanen hadden niets gemerkt, ze lagen te slapen, en de Grieken slopen, nog verstijfd door het lange stilzitten, snel naar de stadspoorten.
De paar bewakers die er zaten te dommelen waren snel overmeesterd. De Grieken konden nu van binnen uit de poorten makkelijk opendoen. De Griekse legioenen, die niet ver weg waren gegaan stonden al bij de poorten te wachten. De list was gelukt. Onder de ogen van de verbaasde Trojanen hadden de Grieken toch de stad weten in te nemen!
De reis van Aeneas
Aeneas is de zoon van de liefdesgodin Venus (bij de Grieken heet ze Afrodite maar dit is een Romeins verhaal) en de sterveling Anchises. Hij helpt mee de stad Troje te verdedigen tijdens de Trojaanse oorlog en wordt wel één van de dapperste Trojaanse helden genoemd. Wanneer de stad tenslotte valt ontsnapt hij uit het brandende verwoeste Troje met zijn zoon Ascianus aan zijn hand en zijn oude vader, Anchises, op zijn rug. Zijn vrouw, Creusa, is hij verloren in het tumult. Aeneas en een aantal andere Trojanen besluiten het land te ontvluchten. Zodra de lente invalt vertreken ze met een vloot van 20 zeilschepen. Op zoek naar een betere toekomst zwerven ze als vluchtelingen over zee.
Venus vraagt bezorgd aan Jupiter (Zeus) wat er toch zal worden van haar zoon. Jupiter stelt Venus gerust: Aeneas zal trouwen in Italië en daar een koninkrijk stichten en zo zal hij de stamvader zal worden van de heersers van het machtige Romeinse Rijk.
Dit gaat echter niet zo makkelijk, Aeneas heeft namelijk een machtige vijand: de godin Juno(Hera), de echtgenote van Jupiter. Juno werkt Aeneas in alles tegen. Juno haat de Trojanen omdat de Trojaanse prins Paris haar niet als de mooiste godin koos. Maar Aeneas haat ze nog meer, vanwege de voorspelling dat hij de grondlegger zal zijn van een groot rijk.
Juno stelt alles in het werk om te voorkomen dat Aeneas op zijn eindbestemming aankomt. Ze belooft Aeolus, de god van de wind, een nimf om mee te trouwen als haar helpt. Aeolus laat een woeste storm opsteken waardoor Aeneas en de andere Trojanen schipbreuk lijden op de Libische kust, niet ver van Carthago. Aeneas overleeft de schipbreuk.
Dan probeert Juno Aeneas in Afrika te laten blijven. Ze zorgt dat hij in Carthago gaat wonen door hem verliefd te laten worden op de koningin van Carthago, de beeldschone Dido. Wanneer Aeneas en Dido samen jagen laat Juno plotseling een storm opsteken. Aeneas en Dido schuilen samen in een grot.Van het een komt het ander...ze worden al snel erg verliefd op elkaar en trouwen uiteindelijk. Aeneas wil in Carthago blijven en krijgt een belangrijke rol bij de bouw van de stad. Hij vergeet de voorspelling van Jupiter dat hij de grondlegger zou zijn van een groot rijk.
Jupiter stuurt Mercurius met een boodschap: Aeneas mag zich niet aan zijn plicht ontrekken, hij moet vertrekken om in Italië een dynastie te stichten. Aeneas moet kiezen: zijn hart volgen of zijn bestemming. Hij kiest voor het laatste.Hij gehoorzaamt de oppergod en neemt afscheid van zijn geliefde Dido. Zij is razend van woede en verdriet, bij het vertrek van Aeneas laat ze al zijn spullen op een grote stapel gooien en in brand steken. Zelf stort ze zich in zijn zwaard en laat zich op de brandstapel vallen.
Op zee is het opnieuw stormachtig: Juno probeert nogmaals Aeneas en de andere Trojanen te laten verdrinken door ze schipbreuk te laten leiden in een storm. Venus vraagt Poseidon, de god van de zee, haar zoon te helpen,. Gelukkig wil Poseidon de Trojanen helpen.Ze moeten dan wel één van hen, Palinurus de roerganger offeren, in zijn slaap valt hij van de boot.
Aeneas gaat uiteindelijk in Italië aan land. Hij bezoekt de onderwereld waar hij de doden ziet: zijn vader, Anchises, die hem zijn toekomst voorspelt en de hele geschiedenis van Rome. En ook zijn vroegere geliefde Dido, maar zij keert hem de rug toe, ze vergeeft hem zelfs nu niet dat hij haar heeft verlaten.
Hij komt veilig in de bewoonde wereld terug. De Trojanen vestigen zich aan de monding van de rivier de Tiber. Hij raakt bevriend met koning Latinus en wordt uitgehuwelijkt aan diens dochter, Lavinia. Lavinia was al beloofd aan de jaloerse Turnus. Opgejut door Juno trekt Turnus met zijn legers ten strijde tegen Aeneas. Een lange en bloedige periode van oorlog, de zogenaamde Italiaanse oorlogen, volgt. Tenslotte wint Aeneas door Turnus te doden in een man-tegen-man gevecht. Hij wordt uitgeroepen als overwinnaar en sticht de stad Lavinium.
Hefaistos neemt wraak
Hefaistos was bij zijn geboorte een buitengewoon afzichtelijke baby, het leek wel een klein monster. Zelfs zijn moeder, Hera, vond hem niet om aan te zien. Zonder nog even om te kijken, gooide ze hem van de Olympos naar beneden.
Gelukkig kwam het lelijke kindje goed terecht. Hij viel in de oceaan. Twee zeenimfen, Thetis en Eurynome zagen hem vallen. Ze redden hem en brachten hem naar een grot onderwater, waar ze negen jaar voor hem zorgden. Mooi is Hefaistos nooit geworden maar toen hij ouder was bleek hij wel een talentvolle ambachtsman te zijn. Vooral als smid was hij bijzonder goed. Het leek wel of hij kon toveren, hij smeedde, met behulp van het vuur, de meest mooie en wonderbaarlijke voorwerpen uit ruwe klompen metaal. Voor Thetis maakte hij als dank, een schitterende broche.
Toen hij volwassen was stuurde hij zijn moeder een fijn bewerkte gouden troon. Hera was ontroerd dat haar verstoten zoon haar zo'n mooi geschenk had gegeven. Haar ontroering sloeg echter al gauw om in woede toen ze op de troon was gaan zitten. Het was namelijk geen gewone troon: de troon was betoverd. Hera werd toen ze er op zat gevangen door talloze onzichtbare draden die haar grepen als tentakels en niet meer los lieten. Hoe meer ze probeerde zich los te trekken en te wringen, hoe vaster ze kwam te zitten.
Alleen Hefaistos zou de betovering kunnen verbreken, hij moest onmiddellijk naar de Olympus komen om Hera te bevrijden!
Hefaistos had echter helemaal geen zin om naar de Olympos te komen om zijn moeder te helpen. "Waarom zou ik?" zei hij. "Wat heeft ze ooit voor mij gedaan?".
Tenlotte lukte het Dionysos, de wijngod, Hefaistos dronken te voeren. Ze zetten Hefaistos op een ezel en brachten hem zo naar de berg Olympos. De andere goden moesten hard lachen toen de stoet op de Olympos aankwam.
Morrend bevrijdde Hefaistos toch uiteindelijk zijn moeder uit haar bernarde positie. Als beloning, en ook omdat Hera zich wel wat schuldig voelde over wat ze haar zoon vroeger had aangedaan, mocht hij trouwen met Afrodite, de mooiste van alle godinnen.
Olympiërs en Titanen - het begin
In het begin was er niets dan Chaos, een woeste leegte. Toen ontstond, uit Chaos, Gaia, de aarde, als een dikke onregelmatige pannekoek met bulten en gleuven - bergen en dalen.
Onder de aarde vormde zich Tartarus, de onderwereld. En boven de aarde strekte Uranos, de hemel, zich uit. Uranos liet het regenwater neerstromen op zijn moeder, de aarde. Op de aarde en rondom haar ontstonden meren, rivieren en zeeën. Gaia, moeder Aarde, werd vruchtbaar en het leven begon. Planten, bomen, en bloemen ontsproten en gingen groeien en bloeien. Allerlei soorten dieren werden geboren en gingen zich voortplanten.
Maar niet alles was vredig en mooi. Gaia en Uranos hadden samen namelijk ook een aantal gruwelijke wezens voortgebracht zoals de Honderdhanden, Briareus, Gygus en Cottus, drie enorme reuzen met ieder wel vijftig koppen en honderd armen. En de drie Cyclopen, Brontes, Steropes en Arges, ook oersterke reuzen die ieder maar één groot oog hadden, midden op hun hoofd.
Al snel begon vader Uranos zich diep te schamen voor zijn monsterlijke schepsels. Hij wilde niets meer van ze weten en sloot ze voor eeuwig op, ergens ver en diep in Tartarus. Maar Gaia, de moeder, hield van haar kinderen en smeekte Uranos ze vrij te laten. Uranos luisterde echter niet naar haar. De monsters bleven gevangen. Ze brulden en stampten en gingen als gekken tekeer in het onderaardse. Ten einde raad vroeg Gaia om hulp bij zeven andere reuzen, de Titanen, ook kinderen van haar en Uranos.
De Titanen besloten eerst de Honderdhanden en de Cyclopen te bevrijden om vervolgens met zijn allen ten strijde te trekken tegen hun vader. Een vreselijk gevecht ontstond dat de aarde deed trillen en dreunen op zijn grondvesten en de hemelen stormen en donderen. De strijd duurde dagen en dagen, jaren en jaren, maar leek onbeslist te blijven. Tenslotte gaf Gaia aan Cronos, de jongste Titaan en leider in de strijd, een sikkel van vuursteen. Toen Uranos sliep sloop Cronos naar hem toe en doodde hem door in één krachtige haal zijn geslachtsdelen af te hakken. Uit de bloeddruppels en het schuim dat in zee viel werd Venus geboren, de beeldschone godin van de liefde.
Cronos was nu heerser van de hemelen. Maar hij was net zo'n hardvochtige wrede schurk als zijn vader. Hij dreef zijn medestrijders, de Honderdhanden en Cyclopen meteen weer terug in de onderwereld en sloot ze opnieuw voor de eeuwigheid op.
Gaia was woedend op hem, ze schreeuwde hem toe: "Je bent geen haar beter dan je vader! Maar kijk maar uit jij, ook jij wordt nog eens door je eigen kind ten onder gebracht!".
De dag dat Rhea, ook een reuzin en de vrouw van Cronos, haar eerste kind kreeg, dacht Cronos aan deze woorden. Om het onheil af te wenden besloot hij de baby, het was een meisje - Hestia, op te eten. Toen er in de jaren er na weer kinderen werden geboren at Cronos ze iedere keer zo snel mogelijk op.
Na vijf kinderen, drie meisjes en twee jongens, had Rhea hier schoon genoeg van. Ze bedacht een list om het zesde kind, de kleine Zeus, te sparen. Ze wikkelde een steen in de luiers gaf dit huilend aan haar man alsof het een pasgeboren baby was. Cronos slokte het pakketje in één grote hap op. Gelukkig, hij had niets gemerkt!
De echte baby werd schuilgehouden op het eiland Kreta. Drie bergnimfen zorgden voor het jongentje. Ze hingen hem in een goude wiegje, hoog aan een boom zodat Cronos, als hij toch zou gaan zoeken, het kind niet op de aarde zou kunnen vinden. Een geit, Amalthea, zorgde voor melk voor de kleine Zeus. Verder kreeg hij veel honing waar hij sterk en mooi van werd. De volgelingen van Rhea op Kreta hielpen door luidruchtige wapendansen uit te voeren. Door het lawaai kon Cronos het gebrul van de baby niet horen.
Het plan lukte. Zonder dat Cronos ook maar iets door had, groeide Zeus op tot een mooie jonge god. Toen hij oud genoeg was hielp zijn moeder hem aan een baan als wijnschenker bij zijn vader. Op een dag gaf ze hem een braakmiddel dat hij stiekem door de wijn voor zijn vader moest mengen. Zeus gaf de wijn aan Cronos en toen die het opdronk braakte hij eerst de steen en vervogens alle kinderen die hij had opgegeten uit: eerst de jongens, Poseidon en Hades, daarna de meisjes, Hera, Demeter en Hestia. Ze bedankten hun jongste broer en besloten onder zijn leiding Cronos van de troon te stoten.
Cronos kreeg echter hulp van zijn reuzenbroers, de Titanen en van een verwant reuzengeslacht de Giganten. De Titaan Atlas voerde de reuzen aan. Er volgde een heftige strijd van jaren en jaren maar geen van beide partijen kon de overwinning behalen.
Na tien jaren oorlog bevrijdde Zeus de oude vijanden van zijn vader, de Cyclopen en Honderdhanden uit Tartarus om hem te helpen. De Cyclopen waren uitstekende smeden. Ze ontstaken een groot vuur en smeedden voor Zeus felle bliksemschichten en vervaarlijke donderslagen die hem onoverwinnelijk zouden maken. Voor Hades maakten ze een helm die hem onzichtbaar kon maken. Poseidon beloonden ze met een puntige drietand.
De Honderdhanden hielpen door met al hun handen tegelijk de reuzen met stenen te bekogelen.
Zo lukte het Zeus uiteindelijk toch zijn vader te doden en de strijd te winnen. De Titanen werden opgesloten in Tartarus. Behalve dan hun leider Atlas. Hij kreeg voor straf de zware taak voor altijd de hemel op zijn schouders te dragen.
Zeus en zijn broers besloten de macht in de hemel boven de aarde, in de zeeën rond de aarde en in Tartarus, het donkere gebied onder de aarde, eerlijk te verdelen door erom te loten. Zeus werd de heerser van de hemelen en daarmee ook de machtigste van alle goden. Hij koos de berg Olympus, de hoogste berg van de wereld (eigenlijk van Griekenland - maar dat wist men toen natuurlijk nog niet) als woonplaats van de goden. Hij en zijn broers en zussen, de andere goden, worden sindsdien ook wel de Olympiërs genoemd.
Zeus' jongste broer Poseidon wordt de heerser van de zeeën. Hades, de oudste broer, krijgt de macht over Tartarus, de onderwereld, waar mensen na hun dood worden beoordeeld op hun leven.
De Cyclopen gingen in de buik van de aarde wonen. In hun onderaardse smidse smeedden ze vele gereedschappen en wapens zoals de bliksemschichten voor Zeus. Soms, bijvoorbeeld bij de vulkaan de Etna, zie je nog steeds de vonken boven de aarde uit spatten.
De geboorte van Athene
Voordat Zeus met Hera trouwde trok hij veel op met de Titaanse Metis. Ze was heel verstandig (haar naam betekent dan ook "voorzichtigheid, wijsheid") en gaf Zeus vaak goede raad.
Gaia, moeder Aarde, voorspelde Zeus echter dat zijn geliefde Metis eerst een dochter zou krijgen en daarna een zoon die Zeus van de troon zou stoten, zoals Zeus met zijn vader Cronos gedaan had en Cronos weer met zijn vader, Uranos.
Op het moment van de voorspelling was Metis al zwanger. Zeus nam het zekere voor het onzekere. Hij riep zijn minnares bij zich at de reuzin zonder aarzelen op. Sindsdien gaf ze Zeus haar goede raad vanuit zijn buik.
Op een dag, terwijl hij een wandeling maakte op de oevers van het Triton meer, werd Zeus overvallen door een barstende hoofdpijn. De pijn werd onverdraaglijk, Zeus brulde het uit! Hermes kwam toegesneld. Hij zag onmiddelijk wat er aan de hand was en haalde Hefaistos, de smid der goden, erbij. Met een hamer en een beitel kliefde Hefaistos het hoofd van Zeus, dat inmiddels op springen stond, vakkundig open.
Tot ieders verbazing stapte er een mooie jonge vrouw uit het hoofd van Zeus. Ze was gewapend met een speer en een schild en droeg een soldatenhelm. Zo werd Athene, de godin van wijsheid en oorlog, de dochter van Metis en Zeus, geboren.
Avonturen van de held Perseus
Perseus was de zoon van de grote god Zeus en Danaë, de dochter van Acrisius, de koning van Argos. Een orakel had aan Acrisius voorspeld dat hij door zijn kleinzoon zou worden gedood, daarom had hij geprobeerd te voorkomen dat zijn enige dochter Danaë zwanger zou worden. Nu dat mislukt was sloot hij moeder en kind op in een houten ark en liet die in de zee gooien. Een visser, Dictys, trok ze echter op het strand. Hij opende de ark en haalde Danaë en haar zoontje er levend uit. Hij bracht ze naar het hof van zijn broer, koning Polydectes, waar Perseus opgroeide tot een mooie en sterke jongen.
Het enige probleem was dat Polydectes met Danaë wilde trouwen, maar Danaë wilde dat niet. Toen Polydectes dan ook op een gegeven moment vroeg of ze elk een paard wilden bijdragen aan de bruidsschat die hij zijn aanstaande, Hippodameia wilde geven, was Perseus opgelucht. "Een paard hebben we niet, dus dat kunnen we ook niet geven. Maar als u met Hippodameia trouwt in plaats van met mijn moeder zal ik u elk geschenk brengen dat u maar wilt, al is het het hoofd van de Medusa!" zei hij. "Dat zou pas een geschenk zijn. Breng me het hoofd van de Medusa maar, dan laat ik je moeder voortaan met rust." antwoordde Polydectes. Hij dacht nu voorgoed van Perseus af te zijn. De Medusa was een vreselijk monster, een gorgoon, die leefde in een grot in het land van de Hyperboreans. Ze had grote tanden, een altijd uitgestoken tong, haar haren waren levende slangen en het ergste was haar blik: ieder die zij aankeek veranderde onmiddellijk in steen.
Maar Perseus had een paar machtige bondgenoten. Niemand minder dan de goden Hermes, Athene en Hades hielpen de dappere Perseus om de Medusa te verslaan. Athene gaf hem een glad gepolijst schild, dat hij als spiegel kon gebruiken zodat hij de Medusa niet rechtstreeks hoefde aan te kijken. Van Hermes kreeg hij een zwaard van adamantijn om het hoofd van de Medusa mee af te hakken. Van Hades mocht hij de onzichtbaar makende helm gebruiken en ook nog gevleugelde sandalen waarmee hij snel van land tot land kon vliegen en een leren tas om het hoofd in te dragen, alleen moest hij deze spullen zelf eerst wel gaan halen bij de nimfen die ze in bewaring hadden.
Drie monsterlijke oude vrouwen, de Graeae wezen Perseus de weg naar hun zusters de Gorgonen, waar Medusa één van was. Ze vertelden ook waar de nimfen woonden die hem de gevleugelde sandalen, de helm en de tas van Hades zouden geven. Toen hij alles had vloog Perseus op zijn gevleugelde sandalen naar het land van de Hyperboreans. Athene leide hem naar de Medusa, tussen de versteende lichamen van vroegere helden en andere wezens door. In één stevige haal, kijkend in het schild, hakte Perseus het hoofd af en deed het in de tas. Uit het kronkelende lichaam sprong het gevleugelde paard, Pegasus, en vloog weg.
Perseus maakte zich snel uit de voeten, voordat de andere gorgonen zouden merken wat er was gebeurd. Hij rustte even uit bij de Titaan Atlas, die sinds de strijd tussen Olympiërs en Titanen het hemelgewelf moest dragen. Atlas had maar weinig respect voor de heldendaad die Perseus zojuist had verricht. Voor straf haalde Perseus het Medusahoofd even uit de tas. Het werkte nog steeds: zodra het hoofd een blik op Atlas gericht had versteende de reus meteen tot een enorm gebergte, dat tot op de dag van vandaag in Marokko is te vinden.
Nog was het met de avonturen van Perseus niet afgelopen. Op de terugweg zag hij, ergens aan de noordkust van Afrika, namelijk een prachtige jonge vrouw, vastgeketend aan een rots. Het was Andromeda, de dochter van koning Cepheus van Ethiopië. Haar moeder Cassiopeia had beweerd dat ze mooier was dan de Nereïden (zeenimfen). Poseidon om haar voor haar hoogmoed te straffen het land laten overstromen en een afschuwelijke zeedraak getuurd die sindsdien het land teisterde. Een orakel beweerde dat het koninkrijk gered kon worden als Cepheus zijn dochter Andromeda zou offeren. Zo kwam het dat Andromeda vastgeketend was aan een rots om door het mondster te worden verslonden.
Perseus werd op slag verliefd toen hij Andromeda daar zo hulpeloos aan de rots zag hangen. Hij beloofde de draak te doden als hij dan met Andromeda zou mogen trouwen. De koning vond het goed, Perseus mocht het proberen. Met de onzichtbaar makende helm op versloeg Perseus de draak door hem met het zwaard van Mercurius de kop af te slaan, net zolas hij met de Medusa gedaan had. Tot slot haalde hij het Medusahoofd weer even uit zijn tas, zoadat de draak versteende en nog altijd als een steenklomp voor de kust van Afrika ligt. Perseus bevrijdde Andromeda en ze trouwden en werden gelukkig.
Samen met zijn bruid ging Perseus naar koning Polydectes. Hij vond zijn moeder en Dictys samen in een tempel. Ze waren daarheen gevlucht voor het geweld van Polydectes. Perseus ging naar het paleis waar Polydectes juist een feest gaf. "Hier is je geschenk!" riep hij terwijl hij het Medusahoofd uit de tas haalde en daarmee alle aanwezigen terstond versteende. Daarna gaf Perseus het Medusahoofd aan Athene die hem op haar borstschild zette. Hermes zorgde dat de helm, de sandalen en de tas weer op hun plek kwamen,
Polydectes keerde met Andromeda terug naar Argos, het land waar zijn grootvader Acrisius nog koning was. Toen Acrisius hoorde dat zijn kleinzoon in aantocht was dacht hij aan de voorspelling en vluchtte meteen naar een naburig koninkrijk. Hij kon zijn lot echter niet ontlopen. Op een dag was Perseus te gast in het naburig koninkrijk en deed daar mee aan een discuswedstrijd. Perseus' worp werd door de goden gestuurd en trof zijn grootvader dodelijk, de voorspelling was uitgekomen. Vol van verdriet begroef Perseus zijn grootvader. Uit schaamte wilde hij niet terug naar Argos. Hij ruilde zijn koninkrijk met dat van zijn vriend, de koning van Tiryns.
Atalante en het Caledonisch everzwijn
Bij de geboorte van Atalanta was haar vader, koning Iasos van Arcadië, zwaar teleurgesteld. Hij had zo gehoopt op een zoon die hem zou opvolgen, maar nu bleek de baby een meisje te zijn! Van dit kind wilde hij niets weten. Hij liet het meisje onder de blote hemel, op de Partheense heuvel, bij het rijk Caledonië leggen, met de bedoeling dat ze zou sterven.
Artemis, de godin van de jacht, zag het meisje liggen en had medelijden met haar. Ze zorgde ervoor dat een berin de baby melk gaf en warm hield, tot een groep jagers het kind vond en zich over haar ontfermde. Atalante groeide op bij de jagers en ze werd, net als haar beschermster Artemis, een uitstekende jager. Ze leefde om te jagen, al het andere, zoals mannen of mooie dingen, interesseerde haar niet. Toen ze een jonge vrouw was kon ze beter jagen en harder lopen dan iedereen.
Toen het bericht rondging dat in Caledonië jagers gezocht werden om het gevaarlijke everzwijn dat daar alles verwoeste onschadelijk te maken was Atalanta dan ook één van de eersten die zich meldde. Het everzwijn was veel gevaarlijker en groter dan gewone everzwijnen en had al verschillende slachtoffers gemaakt. Artemis had het beest als straf naar Caledonië gestuurd, toen koning Oeneus vergeten was haar een offer te brengen. Hij had, na een rijke oogst, wel olijfolie geofferd aan Athene, graan aan Demeter en druiven aan Dionysus, maar Artemis had hij niets gebracht. Zo'n belediging liet ze niet ongestraft, vandaar dat het land nu geteisterd werd door een bijzonder gevaarlijk everzwijn.
De andere jagers kenden Atalanta niet, al hadden ze wel van haar gehoord. Ze wilden eigenlijk niet een vrouw mee hebben op de jacht, dat zou ongeluk brengen. Maar hun leider, Meleager, een uitstekende speerwerper, wist de andere jagers, waaronder een paar ooms van hem, over te halen haar toch mee te nemen. Hij was verliefd geworden op het snelle, behendige meisje. En het uiteindelijk was het ook Atalanta die met een trefzekere worp het everzwijn de eerste verwondingen toebracht. Het dier was nog niet meteen dood. In zijn doodstrijd ging hij nog flink tekeer en wist een paar van de jagers levensgevaarlijk te verwonden. Uiteindelijk was het Meleager die het dier wist te raken in zijn hart waardoor het dood op aarde neerviel.
Meleager bood de vacht aan aan Atalanta, want zei hij, Atalanta had hem het eerst geraakt, en het dier zou ook wel aan die eerste pijl bezweken zijn als ze hem verder met rust hadden gelaten. Weer maakten de ooms van Meleager bezwaar, ze wilden zelfs niet toegeven dat Atalanta het everzwijn het eerst had geraakt. In blinde woede vloog Meleager zijn ooms aan en doodde ze.
Toen Meleagers moeder hoorde dat haar zoon haar broers gedood had wist ze dat het noodlot, dat over Meleager was afgeroepen bij zijn geboorte, zich nu moest voltrekken. Kort na Meleagers geboorte had ze namelijk bezoek gehad van de Moiren, de noodlotsgodinnen. Die hadden vooorspeld dat Meleager een groot held zou worden, maar dat zijn leven zou zijn afgelopen als het houtblok, dat destijds in de haard lag, zou zijn opgebrand. Ze had het houtblok toen snel uit het vuur getrokken en goed opgeborgen zodat het niet verder branden zou. Nu echter, nu Meleager een moordenaar van zijn eigen familie, bleek te zijn, haalde ze het, verteerd van verdriet, weer tevoorschijn en gooide het alsnog op het haardvuur.
Meleager was nog in het bos, op weg naar huis met het dode everzwijn en de dode lichamen van zijn ooms en de jagers die door het dier waren gedood. Plotseling voelde hij een vlammende pijn binnen in zich. Hij kromp in elkaar en stortte ter aarde, zijn laatste adem uitblazend op het moment dat het vuur in zijn moeders huis het laatste restje van het houtblok verteerde.
De mooie Adonis
De moeder van Adonis, prinses Myrrha van Cyprus, was kort voor zijn geboorte veranderd in een boom, een mirre. Als het tijd is voor Adonis om geboren te worden komt er een everzwijn die zijn slagtanden scherpt aan de mirre. Hij wroet daarmee een groot gat in de boom en verwondt bijna de baby. Gelukkig komt Afrodite, de godin van de liefde, net op tijd om de baby weg te grissen en daarmee zijn leven redden. Zodoende wordt Adonis geboren uit een mirre.
Afrodite bekijkt het jongetje eens goed. Het is een mooi kind die beslist tot een knappe jonge man zal uitgroeien. Ze besluit hem voor later te bewaren en doet hem in een houten kistje. Ze geeft hem aan Persefone, de koningin van de onderwereld, die de eerste jaren voor hem zorgen zal.
Jaren later als Afrodite het gebeuren al half is vergeten raakt ze bij het spelen met haar zoontje Eros gewond door één van zijn pijlen. De wond is diep en voordat hij is genezen ziet Afrodite Adonis weer. Hij is inderdaad opgegroeid tot een bijzonder mooie man en Afrodite wordt - nog gewond door de liefdespijl - stapelverliefd op Adonis. Ze denkt steeds aan hem en wil hem geen moment meer uit het oog verliezen, het liefst wil ze dat hij bij haar komt wonen. Persefone wil Adonis echter niet teruggeven. Zeus moet tussenbeide komen om te beslissen wat er met Adonis moet gebeuren.
Besloten wordt dat hij een derde deel van het jaar op zichzelf mag wonen, een derde deel bij Afrodite en een derde deel bij Persefone in de onderwereld. Adonis brengt het deel dat hij opzichzelf zou wonen bij voorkeur bij Afrodite door. Adonis zelf is ook verliefd geworden op Afrodite.
Zoals alle geliefden zijn ze zoveel mogelijk samen. Ze jagen samen en vertellen elkaar lange verhalen. Afrodite drukt Adonis op het hart niet op gevaarlijke dieren te jagen zoals beren of wolven maar alleen op kleine dieren zoals hazen en reeen.
Toch komt de dag dat Adonis plotseling pal tegenover een everzwijn staat. Misschien is het een vermomming van de jaloers geworden Ares, een andere minnaar van Afrodite. Het wilde beest valt aan en doorboort Adonis met zijn scherpe slagtanden. Hij sterft in de armen van zijn geliefde Afrodite. Ze besprenkelt zijn bloed met nectar zodat er anemonen, bloemen van de wind, uit ontspruiten.
Atalanta en Melanion
Atalanta was een prinses van het land Arcadië. Ze was als baby verstoten door haar vader, die liever een zoon had gewild. Gelukkig was ze goed terechtgekomen. Dankzij de bemoeienissen van Artemis, de godin van de jacht, was ze gezoogd door een berin en opgevoed in een groep jagers. Zo werd ze zelf een ongelooflijk goede en snelle jager. Ze wist uiteindelijk zelfs het gevaarlijke everzwijn, dat in Caledonië tekeer ging, als eerste te treffen met haar dodelijke pijlen.
Toen koning Lasos van Arcadië hoorde hoe overal vol lof werd gesproken over haar behendigheid en kundigheid als jager nam hij zijn dochter vol trots weer op in zijn paleis. "We gaan meteen een man voor je zoeken!" riep hij zodra hij zijn dochter in zijn armen had gesloten. Daar wilde Atalanta niets van weten. Het orakel van Delphi had haar tegen een huwelijk gewaarschuwd. Maar om haar vader niet meteen alle hoop te ontnemen, antwoordde ze: "Ik trouw alleen met de man die mij in en hardloopwedstrijd kan verslaan. Wie van me verliest zal moeten sterven." Haar vader stemde daar mee in. Hij wist niet dat zijn dochter nog nooit was verslagen in een hardloopwedstrijd, zelfs niet door de snelste man!
Er werden niet veel hardloopwedstrijden gehouden aan het hof van koning Iasos. Al gauw bleek dat zelfs de beste hardlopers uit het land het moesten afleggen tegen Atalanta, en dit met de dood moesten bekopen. Niemand durfde het tegen haar op te nemen. Het zag er naar uit dat ze ongetrouwd zou blijven. Precies wat haar bedoeling was.
Tot de dag dat Melanion Atalanta zag. Hij werd meteen zo verliefd, dat hij besloot de liefdesgodin Afrodite om hulp te vragen. Afrodite wilde de liefde wel een handje helpen, vooral als ze daarmee ook nog een beschermelinge van Artemis dwars kon zitten. Ze gaf Melanion drie gouden appels, die moest hij tijdens de wedstrijd op de grond gooien, in de hoop dat Atalante ze dan zou pakken.
De wedstrijd werd gehouden. Het was een belangrijke wedstrijd voor Melanion, zijn leven stond op het spel. Hij rende zo snel hij kon en steeds als Atalanta dreigde te dichtbij te komen, liet Melanion weer een gouden appel vallen. Atalanta kon de verleiding niet weerstaan, ze bukte zich om de appel op te rapen. Zo lukte het plan van Afrodite. Atalanta verloor de wedstrijd en trouwde met de zielsgelukkige Melanion.
Romulus en Remus stichten Rome
Het verhaal van Remus en Romulus begint met dat van hun moeder: Rhea Silva. Zij is het enige kind van koning Numitor van het koninkrijk Alba Longa op het Italiaanse schiereiland. Haar vader, koning Numitor werd door zijn jongere broer Amulius van de troon gestoten. De nieuwe koning Amulius hoorde van een orakel dat de kinderen van Rhea een bedreiging voor zijn macht zouden worden. Om problemen te voorkomen schonk hij Rhea aan de Vestaalse Maagden, een groep priesteressen die hun leven in dienst stelden van de godin Vesta. Bij de Vestaalse Maagden moest Rhea een gelofte afleggen dat ze maagd zou blijven, dus er zouden geen kinderen komen, koning Amulius kon gerust zijn.
Echter, de oorlogsgod Mars liet zijn oog vallen op Rhea. Hij voerde haar mee naar zijn heilige grot en verkrachtte haar, gelofte of geen gelofte. Rhea raakte zwanger en baarde een tweeling, twee jongetjes: Romulus en Remus. Normaal gesproken kreeg een Vestaalse Maagd die zich niet aan haar gelofte hield onmiddelijke doodstraf, maar prinses Antho, een dochter van Amulius deed een goed woordje voor haar nichtje Rhea. Rhea kreeg een lichtere straf: ze werd met haar kinderen in de rivier de Tiber gegooid.
De riviergod van de Tiber, Tiberinus kwam de arme Rhea te hulp en trouwde met haar. Het wiegje van Romulus en Remus kwam vast te zitten op een modderbank. De god Mars stuurde een wolvin naar zijn zoons om voor ze te zorgen. De wolvin nam de tweeling mee naar een vijgeboom waar ze woonde, daar groeiden Romulus en Remus samen met de jonge wolfjes op.
Na een aantal jaren kwam er een herder, Faustulus, langs de vijgeboom, hij herkende de kinderen als mensenkinderen en nam ze mee naar huis waar hij en zijn vrouw ze verder opvoedden tot grote sterke herdersjongens. Lange tijd wisten de jongens niet beter dan dat ze de zoons waren van de herder Faustulus, tot op een dag Remus toevallig in aanraking kwam met de onttroonde Numitor naar aanleiding van een ruzie over vee. Numitor vroeg de jongen over zijn afkomst en zijn jeugd en al snel, vooral nadat Faustulus erbij gehaald was, werd duidelijk dat Romulus en Remusde kleinzoons waren van de oude Numitor! Zij waren zijn opvolgers en maakten aanspraak op de troon van Alba Long! Met zijn drieën trokken ze ten strijdde tegen Amulius. Numitor en Remus leidden een opstand van binnenuit. Romulus viel tegelijkertijd met een gewapende strijdmacht de stad van buitenaf aan. Koning Amulius werd totaal overrompeld, de strijd duurde kort. Amulius werd al snel gevangen genomen en geexecuteerd.
Zolang Numitor in leven is is hij de rechtmatige heerser van Alba Longa. Romulus en Remus besluiten daarom samen een nieuwe nederzetting te stichten op de Pallatijnse Heuvel, het zal het begin van de stad Rome zijn. Tijdens de bouw krijgen de broers echter ruzie. Remus bespot de muren, hij zegt dat ze belachelijk laag zijn en springt er over heen om te laten zien dat hij gelijk heeft. Er breekt een gevecht uit waarbij Remus wordt gedood en ook Faustulus, hun pleegvader.
Romulus wordt dan de enige heerser van zijn nieuwe rijk. Om het aantal inwoners wat op te hogen zorgt hij dat er vluchtelingen en andere vreemdelingen uit alle streken komen wonen. Het tekort aan vrouwen wordt op brute wijze opgelost: Tijdens een groot offerfeest waar ook veel naburige volken op af komen zoals de Sabijnen, nemen de soldaten van Romulus plotseling de Sabijnse meisjes gevangen. De Sabijnse mannen laten ze ontsnappen. Vanwege de roof op de meisjes volgen er nog een aantal oorlogen met de Sabijnen. Maar het leger van Romulus is sterk, de Sabijnse meisjes leggen zich na een tijdje bij de feiten neer en trouwen en krijgen kinderen in de nieuwe stad.
Hades ontvoert Persefone
Hades, de heerser van Tartarus, de onderwereld, was verliefd op Persephone, de lieve dochter van de oogstgodin Demeter. Hij vroeg aan Zeus om het meisje te mogen huwen. Zeus aarzelde, hij wilde zijn broer niet voor het hoofd stoten, maar hij begreep ook wel dat Demeter nooit zou instemmen in een huwelijk tussen haar dochter en de heerser van het grauwe schimmige dodenrijk. Om er af te zijn zei Zeus tegen Hades dat hij er over na wilde denken, Hades moest later maar eens terugkomen.
Zoveel geduld had Hades niet. Op een zonnige zomerdag, terwijl Persephone met haar vriendinnetjes bloemen plukte in een wei, kwam Hades plotseling uit het onderaardse tevoorschijn. Hij grijpt haar beet en sleurt haar mee. Net zo snel als hij gekomen was verdwijnt hij weer met het gillende en tegenspartellende meisje in een spleet in de aarde.
Demeter wordt ongerust als haar dochter die avond niet thuis komt. Ze gaat haar zoeken maar vindt haar nergens. Niemand kan haar vertellen waar haar het meisje kan zijn. Demeter wordt wanhopig. Ze drinkt niet en eet niet. Ze roept om haar dochter. Tenslotte vindt ze een oude vrouw die een meisje hard heeft horen schreeuwen maar niets zag toen ze op de plek kwam vanwaar ze het geschreeuw hoorde. De vrouw raadt haar aan Helios, de zon, te vragen of die iets heeft gezien. Helios, die alles ziet, vertelt wat hij weet: Hades heeft Persephone meegenomen naar de onderwereld.
Demeter heeft nu alle hoop verloren. Nooit zal ze haar innig geliefde dochter terugzien. Ze is razend op Zeus, die alles oogluikend heeft toegelaten en vertoont zich niet meer op de Olympus. Ze vermomt zich als een oude vrouw en zwerft diepbedroefd over de wereld. Ze bekommert zich niet meer om het graan en de andere gewassen. Het kan haar niet schelen dat de aarde verdroogt en verdort en de mensheid van honger dreigt om te komen, zo diep is haar verdriet om haar verloren dochter.
Maar Zeus maakt zich zorgen. Hij is van de mensheid gaan houden en wil ze niet laten uitsterven. Bovendien heeft hij medelijden met Demeter en kan hij haar verdriet niet langer aanzien. Hij stuurt Hermes naar Demeter met zijn besluit: Als Persephone nog niets gegeten heeft in het dodenrijk, en er dus nog niet echt thuishoort, mag ze terugkeren naar haar moeder.
Helaas. Persephone heeft tijdens haar verblijf in de onderwereld een paar granaatappelpitten gegeten. Hades wist het niet maar het wordt hem toegefluisterd door een jongen die aan het werk was in de tuin en het had gezien. Demeter is razend. Ze verandert de jongen in een uil, de onheilsbode die hij is. Maar hoe moet het nu met Persephone. Moet ze voor eeuwig in de onderwereld blijven?
Nee, Zeus vindt dat niet nodig. Hij besluit dat Persephone elk jaar een deel van het jaar -in de barre wintermaanden- in de onderwereld bij Hades moet wonen, als zijn vrouw en koningin van de onderwereld. In de lente mag ze dan terug keren naar haar moeder boven de aarde.
Zo gebeurt het en al snel is iedereen aan de nieuwe gang van zaken gewend.
De held Theseus en de Minotaurus
Op het eiland Kreta, het koninkrijk van koning Minos, woonde een gruwelijk monster, de Minotaurus. Van boven was de Minotaurus een stier, van onder een man. Hij werd gevangen gehouden midden in een enorm groot en ingewikkeld doolhof, het Labyrint, gebouwd door de slimme uitvinder Daedalus in opdracht van koning Minos. De koning van Athene moest ieder jaar 7 jongens en 7 meisjes naar koning Minos sturen. Dit was bepaald nadat Athene een oorlog had verloren van Kreta. Konimng Minos liet de kinderen opvoeren aan de Minotaurus.
Ondertussen baarde de prinses van Troezen (op het Griekse vasteland) een zoon: Theseus. Omdat niet duidelijk was wie zijn eigenlijke vader was: de Atheense koning Aegeus (dronken gevoerd door de koning van Troezen) of de zeegod Poseidon, wou Aegeus hem niet zonder meer als zijn zoon erkennen. De jongen zou opgroeien in Troezen. En wanneer hij oud en sterk genoeg was om een zwaard en een paar schoenen dat Aegeus onder een zwaar rotsblok had verstopt te vinden, dan pas mocht hij naar Athene komen.
Op zijn 16e vond Theseus het zwaard en de schoenen en begaf zich naar Athene, naar het hof van zijn vader. Onderweg versloeg hij alle struikrovers die actief waren in het gebied.
Toen Theseus in Athene het verhaal hoorde van de kinderen die ingescheept zouden worden naar Kreta om te worden opgevoerd aan de Minotaurus verstopte hij zich in de boot en voer mee met de kinderen naar Kreta. Eenmaal op Kreta aangekomen werd prinses Ariadne, de dochter van koning Minos, op slag verliefd op de stoere held. Als Theseus haar mee zou nemen naar Athene en met haar zou trouwen dan zou zij hem helpen de Minotaurus te verslaan. Ze haalde Daedalus over haar te vertellen hoe Theseus zijn weg zou kunnen vinden in het labyrint: Ariadne moest hem een kluwen touw meegeven, als hij die afwikkelde wanneer hij het Labyrint in ging zou hij altijd de weg terug kunnen vinden.
Zo gebeurde het. Terwijl hij het touw afrolde ging Theseus steeds dieper en dieper het Labyrint in. Het woeste loeien van de hongerige Minotaurus kwam steeds dichter bij. Een hevig gevecht tussen Theseus en de Minotaurus volgde. Gelukkig wist Theseus met zijn zwaard uiteindelijk het monster in zijn hart te treffen en te doden en kon hij de doodsbange kinderen ongeschonden weer mee naar buiten nemen.
Theseus en Ariadne vluchtten naar het eiland Naxos. Terwijl Ariadne lag te slapen verliet Theseus echter het eiland, hij liet Ariadne in de steek en reisde alleen door naar zijn vadersstad Athene. Toen ze wakker werd was hij verdwenen.
De uitvinder Daedalus werd streng gestraft door koning Minos. In het verhaal "Icarus vliegt naar de zon" lees je hoe het verder ging met Daedalus en zijn zoon Icarus..........
Icarus vliegt naar de zon
Icarus was de zoon van Daedalus, een ambachtsman en uitvinder aan het hof van koning Minos van Kreta. Daedalus had echter de Atheense held Theseus geholpen te ontsnappen uit het door hem ontworpen labyrint. Voor straf liet de koning Daedalus met zijn zoon Icarus opsluiten in zijn eigen labyrint.
Maar Daedalus zou Daedalus niet zijn als hij niet een oplossing zou verzinnen om eruit te komen. Van veren en was maakte hij een paar vleugels. Hij bevestigde ze aan zijn schouders en sloeg ze een paar maal heen en weer. Het werkte! Daedalus voelde hoe hij door de wind naar boven werd getrokken. Snel maakte hij nog een paar vleugels voor zijn zoon. Hij deed de jongen de vleugels om en liet hem zien hoe hij ze moest bewegen. Icarus vond het fantastisch, hij kon vliegen! In een mum van tijd waren ze boven het Labyrint uitgestegen en vlogen ze boven de bossen en velden van Kreta. De herders en boeren daar keken verbaasd omhoog. Zagen ze daar twee goden vliegen?
Daedalus had zijn zoon van tevoren op het hart gedrukt niet te dicht bij de zon te vliegen, dan zou de was smelten en de vleugels stuk gaan. Helaas vergat Icarus deze raad toen hij eenmaal hoog in de lucht was. Hij vloog hoger en hoger,hoog boven de wolken, steeds dichter bij de zon......
De warmte van de zon liet de was van de vleugels van Icarus smelten en langzaam vielen ze uit elkaar. Toen Icarus het merkte was het al te laat. De vleugels waren verdwenen, Icarus viel in zee en kwam om in de golven. De zee heet nog altijd naar hem "de Zee van Icarus".
Daedalus bracht de rest van zijn leven door op Sicilië waar iedereen hem bewonderde om zijn slimme uitvindingen.
Pegasus getemd door Bellerophon
Bellerophon, een Corinthische prins, zag op een dag een schitterend wit gevleugeld paard. Het was Pegasus, het gevleugelde paard dat was geboren toen de held Perseus Medusa had onthoofd. Met een speciaal betoverd gouden hoofdstel wist Bellerophon het paard te vangen terwijl dat zijn dorst leste bij een bron.
Samen doodden Pegasus en Bellerophon de Chimaera, een vuurspuwend monster met de kop van een leeuw, het lijf van een geit en de staart van een slang, dat het land Lycië teisterde.
Bellerophon was zo trots dat hij in een vlaag van overmoed op de rug van Pegasus naar de top van de Olympus probeerde vliegen. Zeus was woedend over zoveel brutaliteit van een menselijk wezen! Hij stuurde een horzel die de opdracht had gekregen het paard te steken. De horzel stak Pegasus, die steigerde en Bellerophon afwierp. Bellerophon viel dieper en dieper en kwam zo hard weer op de aarde terecht dat hij voor de rest van zijn leven kreupel zou blijven.
Pegasus veranderde na zijn dood in een sterrebeeld.
Op de berg Ida op het eiland Kreta, werd een groot feest gevierd, het huwelijk van de held Peleus en Thetis, een zeenimf. Alle belangrijke goden en godinnen waren er behalve Eris, de godin van ruzie en onenigheid. Zij had geen uitnodiging gekregen. Uit wraak, stuurde ze een gouden appel met de boodschap "Deze appel is voor de mooiste".
Zoals Eris had verwacht ontstond al snel een hevige ruzie om de appel. De drie godinnen Hera, Athene en Aphrodite vonden alledrie dat ze de mooiste waren, en dus recht hadden op de appel. Zeus zei dat Paris, de prins van Troje, de mooiste godin aan moest wijzen. Alledrie de godinnen probeerden hem over te halen zichzelf te kiezen. Hera, de vrouw van Zeus de oppergod, beloofde hem koninklijke macht als hij haar zou kiezen. Athene, de godin van wijsheid en oorlog, zei "Wees verstandig, kies mij, dan geef ik je wijsheid en behendigheid in de oorlog." Afrodite fluisterde in zijn oor "Ik geef je de mooiste vrouw ter wereld, als je mij aanwijst als de mooiste godin."
Paris moest wel kiezen. Hij wist dat wat hij ook zou kiezen, hij de toorn van de twee andere godinnen over zich uit zou roepen. Uiteindelijk koos hij voor Afrodite, de godin van de liefde. Afrodite hield zich aan haar belofte, ze zorgde dat de mooie Helena verliefd werd op Paris en hem volgde naar zijn vaderland Troje. Er was echter een probleem: Helena was al getrouwd, en wel met koning Menelaus van Sparta.
Koning Menelaus was natuurlijk razend en vertrok meteen met een flink leger naar Troje om zijn vrouw terug te halen. Zo begon volgens de overlevering de oorlog tussen Sparta (in het huidige Griekenland) en Troje (dat nu in Turkije ligt).
Het paard van Troje
Het beleg van Troje duurde lang. Odysseus, een slimme Griekse held, bedacht een list om toch de stad Troje binnen te komen. Hij ontwierp een reusachtig houten paard.
Op een morgen toen de Trojanen over hun stadsmuren keken zagen ze dat het Griekse leger eindelijk de aftocht had geblazen. Ze hadden alleen dat grote houten paard laten staan. Juichend haalden de Trojanen het paard binnen. Het was gelukt! Ze hadden het beleg weerstaan! Nu konden ze het land weer in om voedsel te halen voor de uitgehongerde stedelingen.
's Nachts gingen de Trojanen tevreden slapen. Toen gebeurde er echter iets: het houten paard bewoog! Er werd een klep opengedaan en er kwamen heel stil een paar Griekse krijgers uit het paard gekropen. De hele dag hadden ze zich doodstil gehouden, bang dat de Trojanen hen zouden opmerken. Maar de Trojanen hadden niets gemerkt, ze lagen te slapen, en de Grieken slopen, nog verstijfd door het lange stilzitten, snel naar de stadspoorten.
De paar bewakers die er zaten te dommelen waren snel overmeesterd. De Grieken konden nu van binnen uit de poorten makkelijk opendoen. De Griekse legioenen, die niet ver weg waren gegaan stonden al bij de poorten te wachten. De list was gelukt. Onder de ogen van de verbaasde Trojanen hadden de Grieken toch de stad weten in te nemen!
De reis van Aeneas
Aeneas is de zoon van de liefdesgodin Venus (bij de Grieken heet ze Afrodite maar dit is een Romeins verhaal) en de sterveling Anchises. Hij helpt mee de stad Troje te verdedigen tijdens de Trojaanse oorlog en wordt wel één van de dapperste Trojaanse helden genoemd. Wanneer de stad tenslotte valt ontsnapt hij uit het brandende verwoeste Troje met zijn zoon Ascianus aan zijn hand en zijn oude vader, Anchises, op zijn rug. Zijn vrouw, Creusa, is hij verloren in het tumult. Aeneas en een aantal andere Trojanen besluiten het land te ontvluchten. Zodra de lente invalt vertreken ze met een vloot van 20 zeilschepen. Op zoek naar een betere toekomst zwerven ze als vluchtelingen over zee.
Venus vraagt bezorgd aan Jupiter (Zeus) wat er toch zal worden van haar zoon. Jupiter stelt Venus gerust: Aeneas zal trouwen in Italië en daar een koninkrijk stichten en zo zal hij de stamvader zal worden van de heersers van het machtige Romeinse Rijk.
Dit gaat echter niet zo makkelijk, Aeneas heeft namelijk een machtige vijand: de godin Juno(Hera), de echtgenote van Jupiter. Juno werkt Aeneas in alles tegen. Juno haat de Trojanen omdat de Trojaanse prins Paris haar niet als de mooiste godin koos. Maar Aeneas haat ze nog meer, vanwege de voorspelling dat hij de grondlegger zal zijn van een groot rijk.
Juno stelt alles in het werk om te voorkomen dat Aeneas op zijn eindbestemming aankomt. Ze belooft Aeolus, de god van de wind, een nimf om mee te trouwen als haar helpt. Aeolus laat een woeste storm opsteken waardoor Aeneas en de andere Trojanen schipbreuk lijden op de Libische kust, niet ver van Carthago. Aeneas overleeft de schipbreuk.
Dan probeert Juno Aeneas in Afrika te laten blijven. Ze zorgt dat hij in Carthago gaat wonen door hem verliefd te laten worden op de koningin van Carthago, de beeldschone Dido. Wanneer Aeneas en Dido samen jagen laat Juno plotseling een storm opsteken. Aeneas en Dido schuilen samen in een grot.Van het een komt het ander...ze worden al snel erg verliefd op elkaar en trouwen uiteindelijk. Aeneas wil in Carthago blijven en krijgt een belangrijke rol bij de bouw van de stad. Hij vergeet de voorspelling van Jupiter dat hij de grondlegger zou zijn van een groot rijk.
Jupiter stuurt Mercurius met een boodschap: Aeneas mag zich niet aan zijn plicht ontrekken, hij moet vertrekken om in Italië een dynastie te stichten. Aeneas moet kiezen: zijn hart volgen of zijn bestemming. Hij kiest voor het laatste.Hij gehoorzaamt de oppergod en neemt afscheid van zijn geliefde Dido. Zij is razend van woede en verdriet, bij het vertrek van Aeneas laat ze al zijn spullen op een grote stapel gooien en in brand steken. Zelf stort ze zich in zijn zwaard en laat zich op de brandstapel vallen.
Op zee is het opnieuw stormachtig: Juno probeert nogmaals Aeneas en de andere Trojanen te laten verdrinken door ze schipbreuk te laten leiden in een storm. Venus vraagt Poseidon, de god van de zee, haar zoon te helpen,. Gelukkig wil Poseidon de Trojanen helpen.Ze moeten dan wel één van hen, Palinurus de roerganger offeren, in zijn slaap valt hij van de boot.
Aeneas gaat uiteindelijk in Italië aan land. Hij bezoekt de onderwereld waar hij de doden ziet: zijn vader, Anchises, die hem zijn toekomst voorspelt en de hele geschiedenis van Rome. En ook zijn vroegere geliefde Dido, maar zij keert hem de rug toe, ze vergeeft hem zelfs nu niet dat hij haar heeft verlaten.
Hij komt veilig in de bewoonde wereld terug. De Trojanen vestigen zich aan de monding van de rivier de Tiber. Hij raakt bevriend met koning Latinus en wordt uitgehuwelijkt aan diens dochter, Lavinia. Lavinia was al beloofd aan de jaloerse Turnus. Opgejut door Juno trekt Turnus met zijn legers ten strijde tegen Aeneas. Een lange en bloedige periode van oorlog, de zogenaamde Italiaanse oorlogen, volgt. Tenslotte wint Aeneas door Turnus te doden in een man-tegen-man gevecht. Hij wordt uitgeroepen als overwinnaar en sticht de stad Lavinium.
Hefaistos neemt wraak
Hefaistos was bij zijn geboorte een buitengewoon afzichtelijke baby, het leek wel een klein monster. Zelfs zijn moeder, Hera, vond hem niet om aan te zien. Zonder nog even om te kijken, gooide ze hem van de Olympos naar beneden.
Gelukkig kwam het lelijke kindje goed terecht. Hij viel in de oceaan. Twee zeenimfen, Thetis en Eurynome zagen hem vallen. Ze redden hem en brachten hem naar een grot onderwater, waar ze negen jaar voor hem zorgden. Mooi is Hefaistos nooit geworden maar toen hij ouder was bleek hij wel een talentvolle ambachtsman te zijn. Vooral als smid was hij bijzonder goed. Het leek wel of hij kon toveren, hij smeedde, met behulp van het vuur, de meest mooie en wonderbaarlijke voorwerpen uit ruwe klompen metaal. Voor Thetis maakte hij als dank, een schitterende broche.
Toen hij volwassen was stuurde hij zijn moeder een fijn bewerkte gouden troon. Hera was ontroerd dat haar verstoten zoon haar zo'n mooi geschenk had gegeven. Haar ontroering sloeg echter al gauw om in woede toen ze op de troon was gaan zitten. Het was namelijk geen gewone troon: de troon was betoverd. Hera werd toen ze er op zat gevangen door talloze onzichtbare draden die haar grepen als tentakels en niet meer los lieten. Hoe meer ze probeerde zich los te trekken en te wringen, hoe vaster ze kwam te zitten.
Alleen Hefaistos zou de betovering kunnen verbreken, hij moest onmiddellijk naar de Olympus komen om Hera te bevrijden!
Hefaistos had echter helemaal geen zin om naar de Olympos te komen om zijn moeder te helpen. "Waarom zou ik?" zei hij. "Wat heeft ze ooit voor mij gedaan?".
Tenlotte lukte het Dionysos, de wijngod, Hefaistos dronken te voeren. Ze zetten Hefaistos op een ezel en brachten hem zo naar de berg Olympos. De andere goden moesten hard lachen toen de stoet op de Olympos aankwam.
Morrend bevrijdde Hefaistos toch uiteindelijk zijn moeder uit haar bernarde positie. Als beloning, en ook omdat Hera zich wel wat schuldig voelde over wat ze haar zoon vroeger had aangedaan, mocht hij trouwen met Afrodite, de mooiste van alle godinnen.
Olympiërs en Titanen - het begin
In het begin was er niets dan Chaos, een woeste leegte. Toen ontstond, uit Chaos, Gaia, de aarde, als een dikke onregelmatige pannekoek met bulten en gleuven - bergen en dalen.
Onder de aarde vormde zich Tartarus, de onderwereld. En boven de aarde strekte Uranos, de hemel, zich uit. Uranos liet het regenwater neerstromen op zijn moeder, de aarde. Op de aarde en rondom haar ontstonden meren, rivieren en zeeën. Gaia, moeder Aarde, werd vruchtbaar en het leven begon. Planten, bomen, en bloemen ontsproten en gingen groeien en bloeien. Allerlei soorten dieren werden geboren en gingen zich voortplanten.
Maar niet alles was vredig en mooi. Gaia en Uranos hadden samen namelijk ook een aantal gruwelijke wezens voortgebracht zoals de Honderdhanden, Briareus, Gygus en Cottus, drie enorme reuzen met ieder wel vijftig koppen en honderd armen. En de drie Cyclopen, Brontes, Steropes en Arges, ook oersterke reuzen die ieder maar één groot oog hadden, midden op hun hoofd.
Al snel begon vader Uranos zich diep te schamen voor zijn monsterlijke schepsels. Hij wilde niets meer van ze weten en sloot ze voor eeuwig op, ergens ver en diep in Tartarus. Maar Gaia, de moeder, hield van haar kinderen en smeekte Uranos ze vrij te laten. Uranos luisterde echter niet naar haar. De monsters bleven gevangen. Ze brulden en stampten en gingen als gekken tekeer in het onderaardse. Ten einde raad vroeg Gaia om hulp bij zeven andere reuzen, de Titanen, ook kinderen van haar en Uranos.
De Titanen besloten eerst de Honderdhanden en de Cyclopen te bevrijden om vervolgens met zijn allen ten strijde te trekken tegen hun vader. Een vreselijk gevecht ontstond dat de aarde deed trillen en dreunen op zijn grondvesten en de hemelen stormen en donderen. De strijd duurde dagen en dagen, jaren en jaren, maar leek onbeslist te blijven. Tenslotte gaf Gaia aan Cronos, de jongste Titaan en leider in de strijd, een sikkel van vuursteen. Toen Uranos sliep sloop Cronos naar hem toe en doodde hem door in één krachtige haal zijn geslachtsdelen af te hakken. Uit de bloeddruppels en het schuim dat in zee viel werd Venus geboren, de beeldschone godin van de liefde.
Cronos was nu heerser van de hemelen. Maar hij was net zo'n hardvochtige wrede schurk als zijn vader. Hij dreef zijn medestrijders, de Honderdhanden en Cyclopen meteen weer terug in de onderwereld en sloot ze opnieuw voor de eeuwigheid op.
Gaia was woedend op hem, ze schreeuwde hem toe: "Je bent geen haar beter dan je vader! Maar kijk maar uit jij, ook jij wordt nog eens door je eigen kind ten onder gebracht!".
De dag dat Rhea, ook een reuzin en de vrouw van Cronos, haar eerste kind kreeg, dacht Cronos aan deze woorden. Om het onheil af te wenden besloot hij de baby, het was een meisje - Hestia, op te eten. Toen er in de jaren er na weer kinderen werden geboren at Cronos ze iedere keer zo snel mogelijk op.
Na vijf kinderen, drie meisjes en twee jongens, had Rhea hier schoon genoeg van. Ze bedacht een list om het zesde kind, de kleine Zeus, te sparen. Ze wikkelde een steen in de luiers gaf dit huilend aan haar man alsof het een pasgeboren baby was. Cronos slokte het pakketje in één grote hap op. Gelukkig, hij had niets gemerkt!
De echte baby werd schuilgehouden op het eiland Kreta. Drie bergnimfen zorgden voor het jongentje. Ze hingen hem in een goude wiegje, hoog aan een boom zodat Cronos, als hij toch zou gaan zoeken, het kind niet op de aarde zou kunnen vinden. Een geit, Amalthea, zorgde voor melk voor de kleine Zeus. Verder kreeg hij veel honing waar hij sterk en mooi van werd. De volgelingen van Rhea op Kreta hielpen door luidruchtige wapendansen uit te voeren. Door het lawaai kon Cronos het gebrul van de baby niet horen.
Het plan lukte. Zonder dat Cronos ook maar iets door had, groeide Zeus op tot een mooie jonge god. Toen hij oud genoeg was hielp zijn moeder hem aan een baan als wijnschenker bij zijn vader. Op een dag gaf ze hem een braakmiddel dat hij stiekem door de wijn voor zijn vader moest mengen. Zeus gaf de wijn aan Cronos en toen die het opdronk braakte hij eerst de steen en vervogens alle kinderen die hij had opgegeten uit: eerst de jongens, Poseidon en Hades, daarna de meisjes, Hera, Demeter en Hestia. Ze bedankten hun jongste broer en besloten onder zijn leiding Cronos van de troon te stoten.
Cronos kreeg echter hulp van zijn reuzenbroers, de Titanen en van een verwant reuzengeslacht de Giganten. De Titaan Atlas voerde de reuzen aan. Er volgde een heftige strijd van jaren en jaren maar geen van beide partijen kon de overwinning behalen.
Na tien jaren oorlog bevrijdde Zeus de oude vijanden van zijn vader, de Cyclopen en Honderdhanden uit Tartarus om hem te helpen. De Cyclopen waren uitstekende smeden. Ze ontstaken een groot vuur en smeedden voor Zeus felle bliksemschichten en vervaarlijke donderslagen die hem onoverwinnelijk zouden maken. Voor Hades maakten ze een helm die hem onzichtbaar kon maken. Poseidon beloonden ze met een puntige drietand.
De Honderdhanden hielpen door met al hun handen tegelijk de reuzen met stenen te bekogelen.
Zo lukte het Zeus uiteindelijk toch zijn vader te doden en de strijd te winnen. De Titanen werden opgesloten in Tartarus. Behalve dan hun leider Atlas. Hij kreeg voor straf de zware taak voor altijd de hemel op zijn schouders te dragen.
Zeus en zijn broers besloten de macht in de hemel boven de aarde, in de zeeën rond de aarde en in Tartarus, het donkere gebied onder de aarde, eerlijk te verdelen door erom te loten. Zeus werd de heerser van de hemelen en daarmee ook de machtigste van alle goden. Hij koos de berg Olympus, de hoogste berg van de wereld (eigenlijk van Griekenland - maar dat wist men toen natuurlijk nog niet) als woonplaats van de goden. Hij en zijn broers en zussen, de andere goden, worden sindsdien ook wel de Olympiërs genoemd.
Zeus' jongste broer Poseidon wordt de heerser van de zeeën. Hades, de oudste broer, krijgt de macht over Tartarus, de onderwereld, waar mensen na hun dood worden beoordeeld op hun leven.
De Cyclopen gingen in de buik van de aarde wonen. In hun onderaardse smidse smeedden ze vele gereedschappen en wapens zoals de bliksemschichten voor Zeus. Soms, bijvoorbeeld bij de vulkaan de Etna, zie je nog steeds de vonken boven de aarde uit spatten.
De geboorte van Athene
Voordat Zeus met Hera trouwde trok hij veel op met de Titaanse Metis. Ze was heel verstandig (haar naam betekent dan ook "voorzichtigheid, wijsheid") en gaf Zeus vaak goede raad.
Gaia, moeder Aarde, voorspelde Zeus echter dat zijn geliefde Metis eerst een dochter zou krijgen en daarna een zoon die Zeus van de troon zou stoten, zoals Zeus met zijn vader Cronos gedaan had en Cronos weer met zijn vader, Uranos.
Op het moment van de voorspelling was Metis al zwanger. Zeus nam het zekere voor het onzekere. Hij riep zijn minnares bij zich at de reuzin zonder aarzelen op. Sindsdien gaf ze Zeus haar goede raad vanuit zijn buik.
Op een dag, terwijl hij een wandeling maakte op de oevers van het Triton meer, werd Zeus overvallen door een barstende hoofdpijn. De pijn werd onverdraaglijk, Zeus brulde het uit! Hermes kwam toegesneld. Hij zag onmiddelijk wat er aan de hand was en haalde Hefaistos, de smid der goden, erbij. Met een hamer en een beitel kliefde Hefaistos het hoofd van Zeus, dat inmiddels op springen stond, vakkundig open.
Tot ieders verbazing stapte er een mooie jonge vrouw uit het hoofd van Zeus. Ze was gewapend met een speer en een schild en droeg een soldatenhelm. Zo werd Athene, de godin van wijsheid en oorlog, de dochter van Metis en Zeus, geboren.
Avonturen van de held Perseus
Perseus was de zoon van de grote god Zeus en Danaë, de dochter van Acrisius, de koning van Argos. Een orakel had aan Acrisius voorspeld dat hij door zijn kleinzoon zou worden gedood, daarom had hij geprobeerd te voorkomen dat zijn enige dochter Danaë zwanger zou worden. Nu dat mislukt was sloot hij moeder en kind op in een houten ark en liet die in de zee gooien. Een visser, Dictys, trok ze echter op het strand. Hij opende de ark en haalde Danaë en haar zoontje er levend uit. Hij bracht ze naar het hof van zijn broer, koning Polydectes, waar Perseus opgroeide tot een mooie en sterke jongen.
Het enige probleem was dat Polydectes met Danaë wilde trouwen, maar Danaë wilde dat niet. Toen Polydectes dan ook op een gegeven moment vroeg of ze elk een paard wilden bijdragen aan de bruidsschat die hij zijn aanstaande, Hippodameia wilde geven, was Perseus opgelucht. "Een paard hebben we niet, dus dat kunnen we ook niet geven. Maar als u met Hippodameia trouwt in plaats van met mijn moeder zal ik u elk geschenk brengen dat u maar wilt, al is het het hoofd van de Medusa!" zei hij. "Dat zou pas een geschenk zijn. Breng me het hoofd van de Medusa maar, dan laat ik je moeder voortaan met rust." antwoordde Polydectes. Hij dacht nu voorgoed van Perseus af te zijn. De Medusa was een vreselijk monster, een gorgoon, die leefde in een grot in het land van de Hyperboreans. Ze had grote tanden, een altijd uitgestoken tong, haar haren waren levende slangen en het ergste was haar blik: ieder die zij aankeek veranderde onmiddellijk in steen.
Maar Perseus had een paar machtige bondgenoten. Niemand minder dan de goden Hermes, Athene en Hades hielpen de dappere Perseus om de Medusa te verslaan. Athene gaf hem een glad gepolijst schild, dat hij als spiegel kon gebruiken zodat hij de Medusa niet rechtstreeks hoefde aan te kijken. Van Hermes kreeg hij een zwaard van adamantijn om het hoofd van de Medusa mee af te hakken. Van Hades mocht hij de onzichtbaar makende helm gebruiken en ook nog gevleugelde sandalen waarmee hij snel van land tot land kon vliegen en een leren tas om het hoofd in te dragen, alleen moest hij deze spullen zelf eerst wel gaan halen bij de nimfen die ze in bewaring hadden.
Drie monsterlijke oude vrouwen, de Graeae wezen Perseus de weg naar hun zusters de Gorgonen, waar Medusa één van was. Ze vertelden ook waar de nimfen woonden die hem de gevleugelde sandalen, de helm en de tas van Hades zouden geven. Toen hij alles had vloog Perseus op zijn gevleugelde sandalen naar het land van de Hyperboreans. Athene leide hem naar de Medusa, tussen de versteende lichamen van vroegere helden en andere wezens door. In één stevige haal, kijkend in het schild, hakte Perseus het hoofd af en deed het in de tas. Uit het kronkelende lichaam sprong het gevleugelde paard, Pegasus, en vloog weg.
Perseus maakte zich snel uit de voeten, voordat de andere gorgonen zouden merken wat er was gebeurd. Hij rustte even uit bij de Titaan Atlas, die sinds de strijd tussen Olympiërs en Titanen het hemelgewelf moest dragen. Atlas had maar weinig respect voor de heldendaad die Perseus zojuist had verricht. Voor straf haalde Perseus het Medusahoofd even uit de tas. Het werkte nog steeds: zodra het hoofd een blik op Atlas gericht had versteende de reus meteen tot een enorm gebergte, dat tot op de dag van vandaag in Marokko is te vinden.
Nog was het met de avonturen van Perseus niet afgelopen. Op de terugweg zag hij, ergens aan de noordkust van Afrika, namelijk een prachtige jonge vrouw, vastgeketend aan een rots. Het was Andromeda, de dochter van koning Cepheus van Ethiopië. Haar moeder Cassiopeia had beweerd dat ze mooier was dan de Nereïden (zeenimfen). Poseidon om haar voor haar hoogmoed te straffen het land laten overstromen en een afschuwelijke zeedraak getuurd die sindsdien het land teisterde. Een orakel beweerde dat het koninkrijk gered kon worden als Cepheus zijn dochter Andromeda zou offeren. Zo kwam het dat Andromeda vastgeketend was aan een rots om door het mondster te worden verslonden.
Perseus werd op slag verliefd toen hij Andromeda daar zo hulpeloos aan de rots zag hangen. Hij beloofde de draak te doden als hij dan met Andromeda zou mogen trouwen. De koning vond het goed, Perseus mocht het proberen. Met de onzichtbaar makende helm op versloeg Perseus de draak door hem met het zwaard van Mercurius de kop af te slaan, net zolas hij met de Medusa gedaan had. Tot slot haalde hij het Medusahoofd weer even uit zijn tas, zoadat de draak versteende en nog altijd als een steenklomp voor de kust van Afrika ligt. Perseus bevrijdde Andromeda en ze trouwden en werden gelukkig.
Samen met zijn bruid ging Perseus naar koning Polydectes. Hij vond zijn moeder en Dictys samen in een tempel. Ze waren daarheen gevlucht voor het geweld van Polydectes. Perseus ging naar het paleis waar Polydectes juist een feest gaf. "Hier is je geschenk!" riep hij terwijl hij het Medusahoofd uit de tas haalde en daarmee alle aanwezigen terstond versteende. Daarna gaf Perseus het Medusahoofd aan Athene die hem op haar borstschild zette. Hermes zorgde dat de helm, de sandalen en de tas weer op hun plek kwamen,
Polydectes keerde met Andromeda terug naar Argos, het land waar zijn grootvader Acrisius nog koning was. Toen Acrisius hoorde dat zijn kleinzoon in aantocht was dacht hij aan de voorspelling en vluchtte meteen naar een naburig koninkrijk. Hij kon zijn lot echter niet ontlopen. Op een dag was Perseus te gast in het naburig koninkrijk en deed daar mee aan een discuswedstrijd. Perseus' worp werd door de goden gestuurd en trof zijn grootvader dodelijk, de voorspelling was uitgekomen. Vol van verdriet begroef Perseus zijn grootvader. Uit schaamte wilde hij niet terug naar Argos. Hij ruilde zijn koninkrijk met dat van zijn vriend, de koning van Tiryns.
Atalante en het Caledonisch everzwijn
Bij de geboorte van Atalanta was haar vader, koning Iasos van Arcadië, zwaar teleurgesteld. Hij had zo gehoopt op een zoon die hem zou opvolgen, maar nu bleek de baby een meisje te zijn! Van dit kind wilde hij niets weten. Hij liet het meisje onder de blote hemel, op de Partheense heuvel, bij het rijk Caledonië leggen, met de bedoeling dat ze zou sterven.
Artemis, de godin van de jacht, zag het meisje liggen en had medelijden met haar. Ze zorgde ervoor dat een berin de baby melk gaf en warm hield, tot een groep jagers het kind vond en zich over haar ontfermde. Atalante groeide op bij de jagers en ze werd, net als haar beschermster Artemis, een uitstekende jager. Ze leefde om te jagen, al het andere, zoals mannen of mooie dingen, interesseerde haar niet. Toen ze een jonge vrouw was kon ze beter jagen en harder lopen dan iedereen.
Toen het bericht rondging dat in Caledonië jagers gezocht werden om het gevaarlijke everzwijn dat daar alles verwoeste onschadelijk te maken was Atalanta dan ook één van de eersten die zich meldde. Het everzwijn was veel gevaarlijker en groter dan gewone everzwijnen en had al verschillende slachtoffers gemaakt. Artemis had het beest als straf naar Caledonië gestuurd, toen koning Oeneus vergeten was haar een offer te brengen. Hij had, na een rijke oogst, wel olijfolie geofferd aan Athene, graan aan Demeter en druiven aan Dionysus, maar Artemis had hij niets gebracht. Zo'n belediging liet ze niet ongestraft, vandaar dat het land nu geteisterd werd door een bijzonder gevaarlijk everzwijn.
De andere jagers kenden Atalanta niet, al hadden ze wel van haar gehoord. Ze wilden eigenlijk niet een vrouw mee hebben op de jacht, dat zou ongeluk brengen. Maar hun leider, Meleager, een uitstekende speerwerper, wist de andere jagers, waaronder een paar ooms van hem, over te halen haar toch mee te nemen. Hij was verliefd geworden op het snelle, behendige meisje. En het uiteindelijk was het ook Atalanta die met een trefzekere worp het everzwijn de eerste verwondingen toebracht. Het dier was nog niet meteen dood. In zijn doodstrijd ging hij nog flink tekeer en wist een paar van de jagers levensgevaarlijk te verwonden. Uiteindelijk was het Meleager die het dier wist te raken in zijn hart waardoor het dood op aarde neerviel.
Meleager bood de vacht aan aan Atalanta, want zei hij, Atalanta had hem het eerst geraakt, en het dier zou ook wel aan die eerste pijl bezweken zijn als ze hem verder met rust hadden gelaten. Weer maakten de ooms van Meleager bezwaar, ze wilden zelfs niet toegeven dat Atalanta het everzwijn het eerst had geraakt. In blinde woede vloog Meleager zijn ooms aan en doodde ze.
Toen Meleagers moeder hoorde dat haar zoon haar broers gedood had wist ze dat het noodlot, dat over Meleager was afgeroepen bij zijn geboorte, zich nu moest voltrekken. Kort na Meleagers geboorte had ze namelijk bezoek gehad van de Moiren, de noodlotsgodinnen. Die hadden vooorspeld dat Meleager een groot held zou worden, maar dat zijn leven zou zijn afgelopen als het houtblok, dat destijds in de haard lag, zou zijn opgebrand. Ze had het houtblok toen snel uit het vuur getrokken en goed opgeborgen zodat het niet verder branden zou. Nu echter, nu Meleager een moordenaar van zijn eigen familie, bleek te zijn, haalde ze het, verteerd van verdriet, weer tevoorschijn en gooide het alsnog op het haardvuur.
Meleager was nog in het bos, op weg naar huis met het dode everzwijn en de dode lichamen van zijn ooms en de jagers die door het dier waren gedood. Plotseling voelde hij een vlammende pijn binnen in zich. Hij kromp in elkaar en stortte ter aarde, zijn laatste adem uitblazend op het moment dat het vuur in zijn moeders huis het laatste restje van het houtblok verteerde.
De mooie Adonis
De moeder van Adonis, prinses Myrrha van Cyprus, was kort voor zijn geboorte veranderd in een boom, een mirre. Als het tijd is voor Adonis om geboren te worden komt er een everzwijn die zijn slagtanden scherpt aan de mirre. Hij wroet daarmee een groot gat in de boom en verwondt bijna de baby. Gelukkig komt Afrodite, de godin van de liefde, net op tijd om de baby weg te grissen en daarmee zijn leven redden. Zodoende wordt Adonis geboren uit een mirre.
Afrodite bekijkt het jongetje eens goed. Het is een mooi kind die beslist tot een knappe jonge man zal uitgroeien. Ze besluit hem voor later te bewaren en doet hem in een houten kistje. Ze geeft hem aan Persefone, de koningin van de onderwereld, die de eerste jaren voor hem zorgen zal.
Jaren later als Afrodite het gebeuren al half is vergeten raakt ze bij het spelen met haar zoontje Eros gewond door één van zijn pijlen. De wond is diep en voordat hij is genezen ziet Afrodite Adonis weer. Hij is inderdaad opgegroeid tot een bijzonder mooie man en Afrodite wordt - nog gewond door de liefdespijl - stapelverliefd op Adonis. Ze denkt steeds aan hem en wil hem geen moment meer uit het oog verliezen, het liefst wil ze dat hij bij haar komt wonen. Persefone wil Adonis echter niet teruggeven. Zeus moet tussenbeide komen om te beslissen wat er met Adonis moet gebeuren.
Besloten wordt dat hij een derde deel van het jaar op zichzelf mag wonen, een derde deel bij Afrodite en een derde deel bij Persefone in de onderwereld. Adonis brengt het deel dat hij opzichzelf zou wonen bij voorkeur bij Afrodite door. Adonis zelf is ook verliefd geworden op Afrodite.
Zoals alle geliefden zijn ze zoveel mogelijk samen. Ze jagen samen en vertellen elkaar lange verhalen. Afrodite drukt Adonis op het hart niet op gevaarlijke dieren te jagen zoals beren of wolven maar alleen op kleine dieren zoals hazen en reeen.
Toch komt de dag dat Adonis plotseling pal tegenover een everzwijn staat. Misschien is het een vermomming van de jaloers geworden Ares, een andere minnaar van Afrodite. Het wilde beest valt aan en doorboort Adonis met zijn scherpe slagtanden. Hij sterft in de armen van zijn geliefde Afrodite. Ze besprenkelt zijn bloed met nectar zodat er anemonen, bloemen van de wind, uit ontspruiten.
Atalanta en Melanion
Atalanta was een prinses van het land Arcadië. Ze was als baby verstoten door haar vader, die liever een zoon had gewild. Gelukkig was ze goed terechtgekomen. Dankzij de bemoeienissen van Artemis, de godin van de jacht, was ze gezoogd door een berin en opgevoed in een groep jagers. Zo werd ze zelf een ongelooflijk goede en snelle jager. Ze wist uiteindelijk zelfs het gevaarlijke everzwijn, dat in Caledonië tekeer ging, als eerste te treffen met haar dodelijke pijlen.
Toen koning Lasos van Arcadië hoorde hoe overal vol lof werd gesproken over haar behendigheid en kundigheid als jager nam hij zijn dochter vol trots weer op in zijn paleis. "We gaan meteen een man voor je zoeken!" riep hij zodra hij zijn dochter in zijn armen had gesloten. Daar wilde Atalanta niets van weten. Het orakel van Delphi had haar tegen een huwelijk gewaarschuwd. Maar om haar vader niet meteen alle hoop te ontnemen, antwoordde ze: "Ik trouw alleen met de man die mij in en hardloopwedstrijd kan verslaan. Wie van me verliest zal moeten sterven." Haar vader stemde daar mee in. Hij wist niet dat zijn dochter nog nooit was verslagen in een hardloopwedstrijd, zelfs niet door de snelste man!
Er werden niet veel hardloopwedstrijden gehouden aan het hof van koning Iasos. Al gauw bleek dat zelfs de beste hardlopers uit het land het moesten afleggen tegen Atalanta, en dit met de dood moesten bekopen. Niemand durfde het tegen haar op te nemen. Het zag er naar uit dat ze ongetrouwd zou blijven. Precies wat haar bedoeling was.
Tot de dag dat Melanion Atalanta zag. Hij werd meteen zo verliefd, dat hij besloot de liefdesgodin Afrodite om hulp te vragen. Afrodite wilde de liefde wel een handje helpen, vooral als ze daarmee ook nog een beschermelinge van Artemis dwars kon zitten. Ze gaf Melanion drie gouden appels, die moest hij tijdens de wedstrijd op de grond gooien, in de hoop dat Atalante ze dan zou pakken.
De wedstrijd werd gehouden. Het was een belangrijke wedstrijd voor Melanion, zijn leven stond op het spel. Hij rende zo snel hij kon en steeds als Atalanta dreigde te dichtbij te komen, liet Melanion weer een gouden appel vallen. Atalanta kon de verleiding niet weerstaan, ze bukte zich om de appel op te rapen. Zo lukte het plan van Afrodite. Atalanta verloor de wedstrijd en trouwde met de zielsgelukkige Melanion.
Romulus en Remus stichten Rome
Het verhaal van Remus en Romulus begint met dat van hun moeder: Rhea Silva. Zij is het enige kind van koning Numitor van het koninkrijk Alba Longa op het Italiaanse schiereiland. Haar vader, koning Numitor werd door zijn jongere broer Amulius van de troon gestoten. De nieuwe koning Amulius hoorde van een orakel dat de kinderen van Rhea een bedreiging voor zijn macht zouden worden. Om problemen te voorkomen schonk hij Rhea aan de Vestaalse Maagden, een groep priesteressen die hun leven in dienst stelden van de godin Vesta. Bij de Vestaalse Maagden moest Rhea een gelofte afleggen dat ze maagd zou blijven, dus er zouden geen kinderen komen, koning Amulius kon gerust zijn.
Echter, de oorlogsgod Mars liet zijn oog vallen op Rhea. Hij voerde haar mee naar zijn heilige grot en verkrachtte haar, gelofte of geen gelofte. Rhea raakte zwanger en baarde een tweeling, twee jongetjes: Romulus en Remus. Normaal gesproken kreeg een Vestaalse Maagd die zich niet aan haar gelofte hield onmiddelijke doodstraf, maar prinses Antho, een dochter van Amulius deed een goed woordje voor haar nichtje Rhea. Rhea kreeg een lichtere straf: ze werd met haar kinderen in de rivier de Tiber gegooid.
De riviergod van de Tiber, Tiberinus kwam de arme Rhea te hulp en trouwde met haar. Het wiegje van Romulus en Remus kwam vast te zitten op een modderbank. De god Mars stuurde een wolvin naar zijn zoons om voor ze te zorgen. De wolvin nam de tweeling mee naar een vijgeboom waar ze woonde, daar groeiden Romulus en Remus samen met de jonge wolfjes op.
Na een aantal jaren kwam er een herder, Faustulus, langs de vijgeboom, hij herkende de kinderen als mensenkinderen en nam ze mee naar huis waar hij en zijn vrouw ze verder opvoedden tot grote sterke herdersjongens. Lange tijd wisten de jongens niet beter dan dat ze de zoons waren van de herder Faustulus, tot op een dag Remus toevallig in aanraking kwam met de onttroonde Numitor naar aanleiding van een ruzie over vee. Numitor vroeg de jongen over zijn afkomst en zijn jeugd en al snel, vooral nadat Faustulus erbij gehaald was, werd duidelijk dat Romulus en Remusde kleinzoons waren van de oude Numitor! Zij waren zijn opvolgers en maakten aanspraak op de troon van Alba Long! Met zijn drieën trokken ze ten strijdde tegen Amulius. Numitor en Remus leidden een opstand van binnenuit. Romulus viel tegelijkertijd met een gewapende strijdmacht de stad van buitenaf aan. Koning Amulius werd totaal overrompeld, de strijd duurde kort. Amulius werd al snel gevangen genomen en geexecuteerd.
Zolang Numitor in leven is is hij de rechtmatige heerser van Alba Longa. Romulus en Remus besluiten daarom samen een nieuwe nederzetting te stichten op de Pallatijnse Heuvel, het zal het begin van de stad Rome zijn. Tijdens de bouw krijgen de broers echter ruzie. Remus bespot de muren, hij zegt dat ze belachelijk laag zijn en springt er over heen om te laten zien dat hij gelijk heeft. Er breekt een gevecht uit waarbij Remus wordt gedood en ook Faustulus, hun pleegvader.
Romulus wordt dan de enige heerser van zijn nieuwe rijk. Om het aantal inwoners wat op te hogen zorgt hij dat er vluchtelingen en andere vreemdelingen uit alle streken komen wonen. Het tekort aan vrouwen wordt op brute wijze opgelost: Tijdens een groot offerfeest waar ook veel naburige volken op af komen zoals de Sabijnen, nemen de soldaten van Romulus plotseling de Sabijnse meisjes gevangen. De Sabijnse mannen laten ze ontsnappen. Vanwege de roof op de meisjes volgen er nog een aantal oorlogen met de Sabijnen. Maar het leger van Romulus is sterk, de Sabijnse meisjes leggen zich na een tijdje bij de feiten neer en trouwen en krijgen kinderen in de nieuwe stad.
Hades ontvoert Persefone
Hades, de heerser van Tartarus, de onderwereld, was verliefd op Persephone, de lieve dochter van de oogstgodin Demeter. Hij vroeg aan Zeus om het meisje te mogen huwen. Zeus aarzelde, hij wilde zijn broer niet voor het hoofd stoten, maar hij begreep ook wel dat Demeter nooit zou instemmen in een huwelijk tussen haar dochter en de heerser van het grauwe schimmige dodenrijk. Om er af te zijn zei Zeus tegen Hades dat hij er over na wilde denken, Hades moest later maar eens terugkomen.
Zoveel geduld had Hades niet. Op een zonnige zomerdag, terwijl Persephone met haar vriendinnetjes bloemen plukte in een wei, kwam Hades plotseling uit het onderaardse tevoorschijn. Hij grijpt haar beet en sleurt haar mee. Net zo snel als hij gekomen was verdwijnt hij weer met het gillende en tegenspartellende meisje in een spleet in de aarde.
Demeter wordt ongerust als haar dochter die avond niet thuis komt. Ze gaat haar zoeken maar vindt haar nergens. Niemand kan haar vertellen waar haar het meisje kan zijn. Demeter wordt wanhopig. Ze drinkt niet en eet niet. Ze roept om haar dochter. Tenslotte vindt ze een oude vrouw die een meisje hard heeft horen schreeuwen maar niets zag toen ze op de plek kwam vanwaar ze het geschreeuw hoorde. De vrouw raadt haar aan Helios, de zon, te vragen of die iets heeft gezien. Helios, die alles ziet, vertelt wat hij weet: Hades heeft Persephone meegenomen naar de onderwereld.
Demeter heeft nu alle hoop verloren. Nooit zal ze haar innig geliefde dochter terugzien. Ze is razend op Zeus, die alles oogluikend heeft toegelaten en vertoont zich niet meer op de Olympus. Ze vermomt zich als een oude vrouw en zwerft diepbedroefd over de wereld. Ze bekommert zich niet meer om het graan en de andere gewassen. Het kan haar niet schelen dat de aarde verdroogt en verdort en de mensheid van honger dreigt om te komen, zo diep is haar verdriet om haar verloren dochter.
Maar Zeus maakt zich zorgen. Hij is van de mensheid gaan houden en wil ze niet laten uitsterven. Bovendien heeft hij medelijden met Demeter en kan hij haar verdriet niet langer aanzien. Hij stuurt Hermes naar Demeter met zijn besluit: Als Persephone nog niets gegeten heeft in het dodenrijk, en er dus nog niet echt thuishoort, mag ze terugkeren naar haar moeder.
Helaas. Persephone heeft tijdens haar verblijf in de onderwereld een paar granaatappelpitten gegeten. Hades wist het niet maar het wordt hem toegefluisterd door een jongen die aan het werk was in de tuin en het had gezien. Demeter is razend. Ze verandert de jongen in een uil, de onheilsbode die hij is. Maar hoe moet het nu met Persephone. Moet ze voor eeuwig in de onderwereld blijven?
Nee, Zeus vindt dat niet nodig. Hij besluit dat Persephone elk jaar een deel van het jaar -in de barre wintermaanden- in de onderwereld bij Hades moet wonen, als zijn vrouw en koningin van de onderwereld. In de lente mag ze dan terug keren naar haar moeder boven de aarde.
Zo gebeurt het en al snel is iedereen aan de nieuwe gang van zaken gewend.
De held Theseus en de Minotaurus
Op het eiland Kreta, het koninkrijk van koning Minos, woonde een gruwelijk monster, de Minotaurus. Van boven was de Minotaurus een stier, van onder een man. Hij werd gevangen gehouden midden in een enorm groot en ingewikkeld doolhof, het Labyrint, gebouwd door de slimme uitvinder Daedalus in opdracht van koning Minos. De koning van Athene moest ieder jaar 7 jongens en 7 meisjes naar koning Minos sturen. Dit was bepaald nadat Athene een oorlog had verloren van Kreta. Konimng Minos liet de kinderen opvoeren aan de Minotaurus.
Ondertussen baarde de prinses van Troezen (op het Griekse vasteland) een zoon: Theseus. Omdat niet duidelijk was wie zijn eigenlijke vader was: de Atheense koning Aegeus (dronken gevoerd door de koning van Troezen) of de zeegod Poseidon, wou Aegeus hem niet zonder meer als zijn zoon erkennen. De jongen zou opgroeien in Troezen. En wanneer hij oud en sterk genoeg was om een zwaard en een paar schoenen dat Aegeus onder een zwaar rotsblok had verstopt te vinden, dan pas mocht hij naar Athene komen.
Op zijn 16e vond Theseus het zwaard en de schoenen en begaf zich naar Athene, naar het hof van zijn vader. Onderweg versloeg hij alle struikrovers die actief waren in het gebied.
Toen Theseus in Athene het verhaal hoorde van de kinderen die ingescheept zouden worden naar Kreta om te worden opgevoerd aan de Minotaurus verstopte hij zich in de boot en voer mee met de kinderen naar Kreta. Eenmaal op Kreta aangekomen werd prinses Ariadne, de dochter van koning Minos, op slag verliefd op de stoere held. Als Theseus haar mee zou nemen naar Athene en met haar zou trouwen dan zou zij hem helpen de Minotaurus te verslaan. Ze haalde Daedalus over haar te vertellen hoe Theseus zijn weg zou kunnen vinden in het labyrint: Ariadne moest hem een kluwen touw meegeven, als hij die afwikkelde wanneer hij het Labyrint in ging zou hij altijd de weg terug kunnen vinden.
Zo gebeurde het. Terwijl hij het touw afrolde ging Theseus steeds dieper en dieper het Labyrint in. Het woeste loeien van de hongerige Minotaurus kwam steeds dichter bij. Een hevig gevecht tussen Theseus en de Minotaurus volgde. Gelukkig wist Theseus met zijn zwaard uiteindelijk het monster in zijn hart te treffen en te doden en kon hij de doodsbange kinderen ongeschonden weer mee naar buiten nemen.
Theseus en Ariadne vluchtten naar het eiland Naxos. Terwijl Ariadne lag te slapen verliet Theseus echter het eiland, hij liet Ariadne in de steek en reisde alleen door naar zijn vadersstad Athene. Toen ze wakker werd was hij verdwenen.
De uitvinder Daedalus werd streng gestraft door koning Minos. In het verhaal "Icarus vliegt naar de zon" lees je hoe het verder ging met Daedalus en zijn zoon Icarus..........
Icarus vliegt naar de zon
Icarus was de zoon van Daedalus, een ambachtsman en uitvinder aan het hof van koning Minos van Kreta. Daedalus had echter de Atheense held Theseus geholpen te ontsnappen uit het door hem ontworpen labyrint. Voor straf liet de koning Daedalus met zijn zoon Icarus opsluiten in zijn eigen labyrint.
Maar Daedalus zou Daedalus niet zijn als hij niet een oplossing zou verzinnen om eruit te komen. Van veren en was maakte hij een paar vleugels. Hij bevestigde ze aan zijn schouders en sloeg ze een paar maal heen en weer. Het werkte! Daedalus voelde hoe hij door de wind naar boven werd getrokken. Snel maakte hij nog een paar vleugels voor zijn zoon. Hij deed de jongen de vleugels om en liet hem zien hoe hij ze moest bewegen. Icarus vond het fantastisch, hij kon vliegen! In een mum van tijd waren ze boven het Labyrint uitgestegen en vlogen ze boven de bossen en velden van Kreta. De herders en boeren daar keken verbaasd omhoog. Zagen ze daar twee goden vliegen?
Daedalus had zijn zoon van tevoren op het hart gedrukt niet te dicht bij de zon te vliegen, dan zou de was smelten en de vleugels stuk gaan. Helaas vergat Icarus deze raad toen hij eenmaal hoog in de lucht was. Hij vloog hoger en hoger,hoog boven de wolken, steeds dichter bij de zon......
De warmte van de zon liet de was van de vleugels van Icarus smelten en langzaam vielen ze uit elkaar. Toen Icarus het merkte was het al te laat. De vleugels waren verdwenen, Icarus viel in zee en kwam om in de golven. De zee heet nog altijd naar hem "de Zee van Icarus".
Daedalus bracht de rest van zijn leven door op Sicilië waar iedereen hem bewonderde om zijn slimme uitvindingen.
Pegasus getemd door Bellerophon
Bellerophon, een Corinthische prins, zag op een dag een schitterend wit gevleugeld paard. Het was Pegasus, het gevleugelde paard dat was geboren toen de held Perseus Medusa had onthoofd. Met een speciaal betoverd gouden hoofdstel wist Bellerophon het paard te vangen terwijl dat zijn dorst leste bij een bron.
Samen doodden Pegasus en Bellerophon de Chimaera, een vuurspuwend monster met de kop van een leeuw, het lijf van een geit en de staart van een slang, dat het land Lycië teisterde.
Bellerophon was zo trots dat hij in een vlaag van overmoed op de rug van Pegasus naar de top van de Olympus probeerde vliegen. Zeus was woedend over zoveel brutaliteit van een menselijk wezen! Hij stuurde een horzel die de opdracht had gekregen het paard te steken. De horzel stak Pegasus, die steigerde en Bellerophon afwierp. Bellerophon viel dieper en dieper en kwam zo hard weer op de aarde terecht dat hij voor de rest van zijn leven kreupel zou blijven.
Pegasus veranderde na zijn dood in een sterrebeeld.